Op 6 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 23/842, waarin de opposante, geboren op [geboortedatum], van Marokkaanse nationaliteit, verzet heeft ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposante had op 12 januari 2023 pro forma bezwaar gemaakt tegen het niet afgeven van de machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 4 oktober 2022 was aangevraagd door haar referent, [naam]. De rechtbank had dit bezwaar echter aangemerkt als een beroep tegen het niet tijdig beslissen op de mvv-aanvraag. In de uitspraak van 31 mei 2023 verklaarde de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk.
Tijdens de zitting op 28 augustus 2023 heeft de rechtbank het verzet behandeld. De opposante voerde aan dat het pro forma bezwaar ten onrechte was aangemerkt als een beroep niet tijdig beslissen. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak correct was, omdat de termijn van twee weken in de ingebrekestelling van 28 januari 2023 nog niet was verstreken op het moment dat het beroepschrift werd ingediend. De rechtbank heeft in deze verzetzaak enkel beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was en kwam tot de conclusie dat dit het geval was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak van 31 mei 2023. Het verzet van de opposante werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.