ECLI:NL:RBDHA:2023:13419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
NL23.19091
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag en de rol van de leeftijdsregistratie in het Dublin-systeem

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 17 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 30 augustus 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en informanten, zijn broer en zus, ter zitting werden gehoord.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de hoorplicht heeft geschonden door eiser niet persoonlijk te horen over zijn bezwaren tegen de overdracht aan Oostenrijk. Dit is in strijd met de Dublinverordening en de Vreemdelingenwet, die vereisen dat een vreemdeling wordt gehoord over zijn bezwaren tegen overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat. De rechtbank concludeert dat eiser mogelijk is benadeeld door het ontbreken van een persoonlijk onderhoud, wat zijn belangen heeft geschaad.

Daarnaast wordt de vraag behandeld of de staatssecretaris voldoende onderzoek heeft gedaan naar de leeftijd van eiser. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris ten onrechte heeft vastgehouden aan de Bulgaarse registratie van de geboortedatum van eiser, zonder de door eiser overgelegde documenten en getuigenverklaringen in de beoordeling te betrekken. Eiser heeft met zijn verklaringen en bewijsstukken voldoende twijfel gecreëerd over de juistheid van de Bulgaarse registratie, waardoor de staatssecretaris niet zonder meer aan deze registratie kan vasthouden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verplicht de staatssecretaris om een nieuw besluit te nemen, waarbij hij de leeftijd van eiser opnieuw moet beoordelen en de ingebrachte documenten en getuigenverklaringen moet betrekken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19091

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. R. R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag van 17 januari 2023 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 30 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens zijn verschenen en door de rechtbank als informanten gehoord [informant 1] en [informant 2], respectievelijk broer en zus van eiser. [informant 1] heeft - bij gebreke van een tolk die wegens een omissie niet was opgeroepen - met instemming van partijen ter zitting op voorkomende momenten voor eiser vertaald. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en het besluit van de staatssecretaris niet in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. Eiser is het grondgebied van de Europese Unie binnengekomen in Bulgarije, waarna hij is doorgereisd naar Oostenrijk en daarna naar Nederland. In Oostenrijk en in Nederland heeft eiser aangegeven dat zijn geboortedatum [geboortedatum 1] is. In Nederland heeft eiser aangegeven dat hij in Bulgarije een andere geboortedatum heeft opgegeven, omdat hij had gehoord dat hij anders zou worden gescheiden van de groep waar hij mee reisde. Eiser is in Nederland verhoord door medewerkers van de politieafdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) en gehoord door een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De medewerkers van AVIM en IND zijn, onafhankelijk van elkaar, tot de conclusie gekomen dat er twijfel bestaat over de leeftijd die eiser heeft opgegeven. De staatssecretaris heeft daarom nader onderzoek gedaan naar de leeftijd van eiser, door zijn gegevens bij de Bulgaarse autoriteiten op te vragen. De Bulgaarse autoriteiten hebben de staatssecretaris geïnformeerd dat eiser in Bulgarije heeft verklaard dat zijn geboortedatum [geboortedatum 2] is. In het verslag van 8 februari 2023 dat de Bulgaarse autoriteiten hebben aangeleverd staat in de aanhef onder het referentienummer van de staatssecretaris als geboortedatum van eiser [geboortedatum 1] genoteerd. Onder het referentienummer van de Bulgaarse autoriteiten staat als geboortedatum [geboortedatum 2] genoteerd. Nederland heeft na voornoemd onderzoek bij Oostenrijk een verzoek om overname gedaan. Oostenrijk heeft dit verzoek in eerste instantie geweigerd wegens de minderjarigheid van eiser, waarbij uitgegaan is van [geboortedatum 1], en na verdere correspondentie over de leeftijd van eiser aanvaard. Eiser heeft hangende de procedure in Nederland een uittreksel van het Syrische bevolkingsregister overgelegd, dat door Bureau Documenten is onderzocht en echt is bevonden. Bureau Documenten heeft daarbij aangetekend dat zij geen uitspraken kan doen over de inhoud van het uittreksel. Voorts heeft eiser een naar zijn zeggen originele geboorteakte overgelegd en de staatssecretaris verzocht dit document op echtheid te onderzoeken. Beide documenten vermelden de geboortedatum van eiser als [geboortedatum 1]. Het uittreksel bevat tevens een pasfoto van eiser. De staatssecretaris heeft eiser gehoord over zijn bezwaren tegen overdracht aan Bulgarije en in de gelegenheid gesteld om in briefvorm zijn bezwaren tegen overdracht aan Oostenrijk uiteen te zetten, waarvan eiser gebruik heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft een voornemen uitgebracht, waarop eiser geen zienswijze heeft ingediend. Daarna is het bestreden besluit genomen.
Is het besluit zorgvuldig tot stand gekomen?
5. Volgens eiser is de weging van AVIM en IND omtrent zijn leeftijd niet inzichtelijk. Niet is weergegeven hoe de weging van door de medewerkers waargenomen kenmerken heeft plaatsgevonden, of de medewerkers twijfelen aan verklaringen van eiser, noch of de medewerkers vinden dat de beschreven gedragingen wijzen op minder- of meerderjarigheid. Zonder nadere toelichting is volgens eiser onbegrijpelijk dat de medewerkers valide uitspraken over de leeftijd van eiser kunnen doen. Eiser verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 11 april 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2023:4983).
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan eiser stelt, hoeft verweerder niet aan te tonen dat die medewerkers over specifieke kwalificaties beschikken om uitspraken over de leeftijd van een persoon te doen. De medewerkers moeten immers slechts beoordelen of er twijfel bestaat over de gestelde minderjarigheid van een persoon aan de hand van door hen waargenomen kenmerken. Voor de beoordeling van die vraag zijn naar het oordeel van de rechtbank geen specifieke kwalificatie vereist. Voldoende is, zoals de medewerkers in dit geval hebben gedaan, dat zij door hen waargenomen uiterlijke kenmerken en gedragskenmerken beoordelen. Bij die beoordeling komt hen een ruime beoordelingsvrijheid toe. Dat is inherent aan de vraag of er twijfel bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de medewerkers, gelet op de door hen genoteerde kenmerken, tot het oordeel kunnen komen dat er twijfel over de door eiser gestelde minderjarigheid bestaat.
5.2.
Eiser voert voorts aan dat hij niet is uitgenodigd voor een persoonlijk onderhoud om zijn bezwaren tegen overdracht aan Oostenrijk toe te lichten. Hij stelt dat hij daardoor in zijn belangen is geschaad, omdat hij zijn bezwaren tegen Oostenrijk in een mondeling onderhoud beter in kaart had kunnen brengen. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de staatssecretaris een dergelijk persoonlijk onderhoud alleen hoeft te voeren als dat een concreet doel dient. Omdat eiser de gelegenheid heeft gehad om schriftelijk zijn bezwaren tegen overdracht aan Oostenrijk uiteen te zetten, is hij door het achterwege blijven van een persoonlijk onderhoud niet benadeeld, stelt de staatssecretaris.
5.3.
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Dublinverordening moet de staatssecretaris een persoonlijk onderhoud met een asielzoeker voeren in het kader van een Dublinprocedure. Artikel 30, tweede lid, van de Vreemdelingenwet en artikel 3.109c, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) bepalen dat een vreemdeling wordt gehoord over zijn eventuele bezwaren tegen overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat.
5.4.
Deze artikelen laten naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de staatssecretaris bepleit, geen beoordelingsruimte voor de staatssecretaris om te bepalen wanneer hij een vreemdeling wel of niet hoort. De staatssecretaris had eiser moeten horen over zijn bezwaren tegen overdracht aan Oostenrijk, ongeacht of de staatssecretaris van mening was dat een dergelijk onderhoud voor een goede besluitvorming nodig was of niet.
5.5.
De rechtbank is voorts van oordeel dat niet uitgesloten kan worden dat eiser benadeeld is doordat de staatssecretaris een persoonlijk onderhoud achterwege heeft gelaten. Zoals eiser heeft aangevoerd kan in een dergelijk onderhoud worden (door)gevraagd over onduidelijkheden, tegenstrijdigheden in en aanknopingspunten voor de bezwaren van eiser tegen overdracht aan een verantwoordelijke lidstaat. Dat kan niet ondervangen worden met een enkele schriftelijke ronde, waarin eiser bij monde van zijn advocaat zijn bezwaren uiteen kan zetten. De beroepsgrond slaagt.
5.6.
Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is. De staatssecretaris zal een nieuw besluit moet nemen. Ter bevordering van een zoveel mogelijk finale geschilbeslechting, ziet de rechtbank aanleiding tevens de volgende beroepsgrond van eiser te beoordelen.
heeft de staatssecretaris voldoende onderzoek gedaan naar de leeftijd van eiser?
6. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel met zich brengt dat hij mag vertrouwen op een zorgvuldige registratie van de geboortedatum van eiser door de Bulgaarse autoriteiten. Dat eiser verwarring heeft laten ontstaan over zijn leeftijd, door verschillende geboortedata op te geven, komt volgens de staatssecretaris voor zijn eigen rekening. De staatssecretaris stelt daarom dat hij uit mag gaan van de door de Bulgaarse autoriteiten geregistreerde geboortedatum. De door eiser aangeleverde stukken maken dat voor de staatssecretaris niet anders. Omdat Bureau Documenten geen uitspraken over de inhoud van het uittreksel uit het bevolkingsregister doet, kan de staatssecretaris niet met zekerheid vaststellen dat de gegevens in dat document juist zijn. Daarnaast is het uittreksel volgens de staatssecretaris geen officieel identiteitsdocument dat in het maatschappelijke verkeer en de contacten met (buitenlandse) autoriteiten wordt gebruikt om de identiteit aan te tonen. De geboorteakte bevat geen pasfoto en kan daarom niet in de beoordeling van de identiteit van eiser worden gebruikt. De staatssecretaris verwijst naar artikel C1/4.3. van de Vreemdelingencirculaire (Vc). Aan de verklaringen van [informant 1] en [informant 2] ter zitting komt volgens de staatssecretaris slechts beperkte bewijskracht toe, omdat zij familieleden van eiser zijn. De staatssecretaris houdt daarom vast aan de in Bulgarije geregistreerde meerderjarigheid van eiser.
6.1.
Volgens eiser had de staatssecretaris aanleiding moeten zien om af te wijken van de door de Bulgaarse autoriteiten geregistreerde geboortedatum. Eiser stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris de door hem aangeleverde stukken wel in zijn beoordeling had moeten betrekken. Uit de aangeleverde stukken en de verklaringen van Tarik en Jasmin ter zitting volgt volgens eiser dat zijn geboortedatum [geboortedatum 1] is.
6.2.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel brengt met zich dat de staatssecretaris er in beginsel van uit mag gaan dat de Bulgaarse autoriteiten de leeftijd van eiser zorgvuldig hebben geregistreerd. Op grond van vaste rechtspraak mag de staatssecretaris er vervolgens op basis van de registratie van uitgaan dat eiser meerderjarig is. Dat is echter een weerlegbaar rechtsvermoeden. De vraag die hier voorligt is of eiser met de door hem overgelegde bewijzen dat vermoeden heeft weerlegd.
6.3.
De registratie van eiser in Bulgarije is uitsluitend gebaseerd op zijn eigen verklaring. Dit is door de staatssecretaris ter zitting ook bevestigd. Eiser heeft uitgelegd waarom hij in Bulgarije een andere geboortedatum heeft opgegeven (hij wilde niet van zijn groep gescheiden worden) en heeft daarna zowel in Oostenrijk als in Nederland verklaard dat zijn geboortedatum [geboortedatum 1] is. Naar het oordeel van de rechtbank kan, anders dan de staatssecretaris ter zitting heeft gesteld, uit de meerdere aanduidingen van eisers geboortedatum in de kop van het verslag van de Bulgaarse autoriteiten niet zonder meer worden afgeleid dat eiser verschillend over zijn geboortedatum in Bulgarije heeft verklaard. Afgezien van zijn initiële verklaring bij de Bulgaarse autoriteiten heeft eiser verder consequent verklaard over zijn leeftijd.
6.4.
Eiser heeft de verklaring over zijn geboortejaar verder met stukken onderbouwd. Het uittreksel van het bevolkingsregister dat eiser heeft overgelegd is door Bureau Documenten echt bevonden, waarmee vaststaat dat het een officieel stuk betreft dat door de Syrische autoriteiten is afgegeven. Het bevat verder een goedgelijkende pasfoto en vermeldt de geboorteplaats en -datum (als [geboortedatum 1]). Daarmee voldoet het in zoverre aan de voorwaarden genoemd in artikel C1/4.3. van de Vc. Weliswaar is in dat kader van belang, zoals de Vc ook vermeldt, dat het uittreksel geen stuk is dat in het maatschappelijk verkeer gebruikt wordt om de identiteit aan te tonen en dat het Bureau Documenten (volgens de staatssecretaris om die reden) geen uitspraak over de gegevens in het document kan doen. De staatssecretaris heeft echter niet aangevoerd dat Bureau Documenten bij vergelijkbare andere documenten wel uitspraak over de inhoud doet. Dat Bureau Documenten geen uitspraak over de inhoud van een stuk doet maakt bovendien naar het oordeel van de rechtbank nog niet, dat de staatssecretaris zonder meer voorbij kan gaan aan de gegevens zoals die volgen uit dit originele stuk dat door de Syrische autoriteiten is afgegeven. Daarbij komt nog dat die gegevens verder ondersteund worden door de door eiser overgelegde, naar zijn zeggen originele, geboorteakte en getuigenverklaringen. [informant 1] en [informant 2] hebben ter zitting verklaard dat eiser geboren is op [geboortedatum 1] en dat zij dat weten omdat zij destijds in hetzelfde huis woonden als waar hij is geboren. Ter zitting heeft [informant 2] verklaard dat eiser, toen hij in Bulgarije was, nog heeft gezegd dat hij daar een andere geboortedatum op zou geven om niet van de groep gescheiden te worden.
6.5.
De rechtbank maakt de volgende balans op. Er ligt een registratie van de Bulgaarse autoriteiten, die enkel gebaseerd is op de verklaring van eiser. Eiser heeft gemotiveerd verklaard waarom hij in Bulgarije heeft aangegeven dat hij meerderjarig is. Daarna heeft hij steeds consequent verklaard dat hij minderjarig is. Eiser heeft in het kader van het weerlegbare bewijsvermoeden voor wat betreft de registratie van zijn leeftijd, diverse documenten overgelegd en ter zitting een tweetal verklaringen van ter zitting gehoorde informanten te weten zijn broer en zus, naar voren laten brengen. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ten onrechte geen gewicht heeft toegekend aan het originele van de Syrische autoriteiten afkomstige uittreksel van het bevolkingsregister dat voorzien is van een pasfoto en dit stuk ten onrechte terzijde heeft gelaten. Daaraan doet niet af dat Bureau Documenten over de inhoud van dat stuk geen uitspraken kan doen nu niet betwist is dat dit stuk daadwerkelijk van de Syrische autoriteiten afkomstig is en voorts niet is aangevoerd dat Bureau Documenten in andere gevallen waar het dergelijke stukken betreft wel uitspraak over doet. Voor zover op grond van het uittreksel al niet geoordeeld zou moeten worden dat het bewijs van zijn minderjarigheid door eiser geleverd is, heeft de staatssecretaris tevens ten onrechte nagelaten de volgens eiser originele geboorteakte te onderzoeken. Ter zitting heeft eiser voorts een tweetal verklaringen naar voren gebracht die zijn stelling betreffende zijn geboortejaar bevestigen. Met deze stukken en verklaringen heeft eiser dermate veel twijfel doen ontstaan aan de juistheid van de Bulgaarse registratie, dat de staatssecretaris niet zonder meer kan vasthouden aan de initiële Bulgaarse registratie met [geboortedatum 2].

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank ziet geen mogelijkheden om zelf in de zaak te voorzien. De staatssecretaris zal de leeftijd van eiser ten tijde van de aanvraag opnieuw moeten beoordelen dan wel onderzoeken, waarbij hij niet enkel vast kan houden aan de registratie van zijn geboortedatum in Bulgarije, maar ook de door eiser ingebrachte documenten en getuigenverklaringen moet betrekken. In het geval de staatssecretaris daarna opnieuw tot het oordeel komt dat eiser meerderjarig was ten tijde van de aanvraag, zal eiser eerst moeten worden gehoord over zijn bezwaren tegen overdracht aan Oostenrijk.
8. Omdat het beroep gegrond is wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, begroot conform het besluit proceskosten bestuursrecht op een bedrag van € 1.734 (twee punten met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen binnen zes weken na de datum waarop deze uitspraak bekend wordt gemaakt;
  • veroordeelt de staatssecretaris om de proceskosten van eiser ad € 1.734,- en het griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. N.W. Brand, griffier en bekendgemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.