Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam verzoekster], verzoekster,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een derdelander die tijdelijk bescherming geniet op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 22 augustus 2023, stelde vast dat het recht van verzoekster op tijdelijke bescherming zou eindigen op 4 september 2023. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij nog geen daadwerkelijk besluit had ontvangen en de IND haar had meegedeeld dat het besluit per post was verzonden.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk is, ook al was het prematuur ingesteld. De rechter oordeelde dat het belang van verzoekster om de gemeentelijke opvangvoorzieningen te laten voortduren en haar recht om te mogen werken zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om de voorzieningen per 4 september 2023 te beëindigen. Gezien de urgentie van de situatie en de mogelijkheid dat het beroep zal slagen, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Dit betekent dat het bestreden besluit wordt geschorst totdat er een uitspraak is gedaan op het beroep.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De zaak betreft belangrijke juridische aspecten van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, met specifieke verwijzingen naar de Richtlijn 2001/55/EG en het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382.