ECLI:NL:RBDHA:2023:13495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
NL23.14831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Ghanese eiser met tijdelijke bescherming in Oekraïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ghanese eiser die tijdelijke bescherming had gekregen op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De eiser, die in Oekraïne verbleef en daar een tijdelijke verblijfsvergunning had om te werken, diende een asielaanvraag in na zijn komst naar Nederland. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was, omdat de eiser geen asielmotieven had en verweerder niet bevoegd was om de reeds verleende tijdelijke bescherming te beëindigen. De rechtbank benadrukte dat de implementatie van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming vereist dat ook derdelanders zoals de eiser een asielaanvraag moeten indienen, ondanks het feit dat zij geen asielmotieven hebben. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen internationale bescherming nodig had en dat zijn asielaanvraag terecht was afgewezen. De rechtbank deed geen proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14831

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.M.A.F.C. Lienaerts),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid jo. artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Daarbij is tevens besloten geen reguliere of afgeleide verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen en evenmin krijgt eiser uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Ghanese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1991. Op 3 mei 2022 heeft hij de asielaanvraag waar de onderhavige procedure betrekking op heeft ingediend.
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij gelijkgesteld dient te worden met een Oekraïens staatsburger. Hij heeft Ghana elf jaar geleden verlaten om in Oekraïne te gaan werken en daardoor is hij volledig in de Oekraïense samenleving geïntegreerd. Door de oorlog in Oekraïne is eiser naar Nederland gekomen. Verweerder miskent dat eisers band met Oekraïne sterker is dan met Ghana en dat eiser dit heeft onderbouwd met stukken. Daarnaast voert eiser aan dat het niet ondenkbaar is dat hij bij een terugkeer naar Ghana komt te verkeren in een staat van ‘zeer verregaande materiële deprivatie’. In Ghana zijn er algemene problemen die het leven voor eiser aldaar flink zullen bemoeilijken. In combinatie met het feit dat eisers leven zich al geruime tijd in Oekraïne afspeelt, kan niet van hem worden verwacht om nu terug te keren naar Ghana. Tot slot stelt eiser zich op het standpunt dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden waardoor verweerder een deugdelijke belangenafweging had moeten maken. Als beroepsgrond heeft eiser aangevoerd dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en gebrekkig is gemotiveerd.
3. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
4. Uit de brief van de staatssecretaris aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 21 augustus 2023 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 19 637, nr. 3159) blijkt dat de herbeoordeling van Ghana als veilig land van herkomst wordt voortgezet en dat alleen niet langer verhoogde aandacht hoeft te worden besteed aan personen die te maken krijgen met discriminatie. Tussen partijen is deze (her)beoordeling ook niet in geschil. De rechtbank stelt voorts vast dat eiser geen asielmotieven heeft aangedragen om zijn verzoek om internationale bescherming te onderbouwen. Dit is ook niet verwonderlijk. Eiser heeft geruime tijd in Oekraïne verbleven en is door de Oekraïense autoriteiten in het bezit gesteld van een tijdelijke verblijfsvergunning om te kunnen werken. Eiser heeft ter zitting op vragen van de rechtbank toegelicht dat deze tijdelijke verblijfsvergunning meerdere keren is verlengd en dat hij ten tijde van het ontstaan van het gewapende conflict in Oekraïne nagenoeg in aanmerking kwam voor een permante verblijfsvergunning. Eiser heeft ter zitting ook bevestigd dat hij Ghana elf jaar geleden heeft verlaten om in Oekraïne te gaan werken en dat zijn toenmalige vertrek uit Ghana geen verband hield met een beschermingsbehoefte. Eiser is ontheemd geraakt vanwege het conflict in Oekraïne en is daarom naar Nederland gekomen. Eiser heeft geen wens om in Nederland een bestaan op te bouwen, maar wil -vanuit Nederland- terugkeren naar Oekraïne.
5. De rechtbank overweegt dat door de wijze van implementatie van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming ook eiser een “gewone asielaanvraag” moet indienen om in aanmerking te komen voor tijdelijke bescherming in afwachting van terugkeer naar Oekraïne. Eiser is in Oekraïne in het bezit gesteld van een tijdelijke verblijfsvergunning om te kunnen werken. Doorgaans zullen ontheemden uit Oekraïne die niet de Oekraïense nationaliteit hebben en daar geen bescherming hebben gevraagd en verkregen, echter ook in Nederland geen verzoek om internationale bescherming willen indienen. De rechtbank heeft kennis genomen van de “implementatie-geschiedenis” van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en kent de motieven van verweerder om alle ontheemden met “
een” verblijfstitel in Oekraïne onder de werkingssfeer van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming te brengen en deze ontheemden “alvast” een asielaanvraag te laten indienen. Deze keuze brengt onder meer mee dat asielaanvragen moeten worden ingediend door derdelanders die geen asielmotieven hebben.
6. Aan eiser is tijdelijke bescherming verleend op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft op 30 augustus 2023 in drie verschillende zogenoemde pilotzaken uitspraak gedaan en geoordeeld dat verweerder niet bevoegd is om reeds verleende tijdelijke bescherming van derdelanders die door toepassing van de facultatieve bepaling onder de werkingssfeer van de Richtlijn Tijdelijke bescherming zijn gebracht, te beëindigen (ECLI:NL:RBDHA:2023:12912, ECLI:NL:RBDHA:2023:12916, ECLI:NL:RBDHA:2023:12919). Verweerder heeft aan eiser overigens een brief verzonden waarin is medegedeeld dat aan hem tijdelijke bescherming is verleend tot en met maart
2024. Eiser heeft dus niet zoals alle andere derdelanders die door het toepassen van de facultatieve bepaling begunstigden van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming zijn geworden, een besluit ontvangen waarin is beoogd deze tijdelijke bescherming per 4 september
2023te beëindigen.
7. Eiser heeft geen asielmotieven. Eiser heeft wel, zolang de tijdelijke bescherming voor alle begunstigden niet wordt beëindigd op de wijze die in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming is bepaald en dus vooralsnog tot en maart 2024, een verblijfsrecht op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Verweerder heeft besloten de asielaanvragen van ontheemden aan wie niet verplicht tijdelijke bescherming moet worden geboden, maar aan wie door verweerder wel tijdelijke bescherming is verleend, en die afkomstig zijn uit zogenoemde “veilige derde landen” inhoudelijk te beoordelen. Dit heeft -onder meer- tot gevolg dat eiser over zijn motieven heeft verklaard om vanuit Ghana naar Oekraïne te vertrekken en dat een hoormedewerker, een beslismedewerker, een procesvertegenwoordiger, een advocaat, een griffier en een rechter dit relaas hebben gelezen en dit relaas is besproken ter zitting, waar in de eerste vijf minuten van de behandeling ter zitting reeds blijkt dat “iedereen” het er over eens is dat eiser geen asielmotieven heeft en zijn asielaanvraag dus terecht is afgewezen. Eiser had vanzelfsprekend kunnen afzien van het instellen van beroep en kunnen berusten in de afwijzing van zijn asielaanvraag zodat dit deels zou zijn voorkomen. De rechtbank kan echter in zekere zin begrijpen dat een rechtsmiddel wordt aangewend omdat de besluitvorming ten aanzien van de derdelanders met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne aan frequente wijziging onderhevig is (geweest) en dit rechtsonzekerheid met zich brengt, welke rechtsonzekerheid versterkt wordt doordat de communicatie over deze besluitvorming (óók) aan de betreffende ontheemden niet adequaat is.
8. De rechtbank onthoudt zich van verdere kwalificaties van de besluitvorming over de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de omstandigheid dat óók de rechtspraak “in de krant” moet lezen dat op zaterdagavond 2 september 2023 kennelijk is besloten om een uitspraak van de Afdeling over de rechtmatigheid van de beëindigingsbesluiten af te wachten en dus door gebruik van media alsnog schorsende werking aan vele besluiten is toegekend. De rechtbank volstaat met de suggestie dat de beperkt beschikbare capaciteiten “in de vreemdelingenketen” wellicht efficiënter zouden kunnen worden benut en de prioritering van de behandeling van asielaanvragen wellicht zou kunnen worden herzien.
9. De rechtbank concludeert dat eiser geen internationale bescherming nodig heeft, eiser hier ook niet uit eigen beweging om heeft verzocht en in wezen enkel tijdelijke bescherming wenst in afwachting van een veilige terugkeer naar Oekraïne. De asielaanvraag die eiser heeft moeten indienen is, doordat eiser geen asielmotieven heeft, door verweerder terecht niet ingewilligd. Dit heeft voor eiser vooralsnog geen gevolgen omdat hij rechtmatig verblijf ontleend aan de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en in die richtlijn is bepaald wanneer het recht van eiser op tijdelijke bescherming – gelijktijdig met het recht van alle andere begunstigden - eindigt. De rechtbank kent geen proceskostenveroordeling toe.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.B.J. Schreijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 7 september 2023.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.