ECLI:NL:RBDHA:2023:13594
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ingangsdatum van verblijfsvergunning asiel in het kader van de goede procesorde en de Vreemdelingenwet
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 26 juli 2023, zijn eisers van Turkse nationaliteit in beroep gegaan tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hen op 16 januari 2023 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft verleend. De eisers hebben op 18 september 2022 hun aanvragen ingediend, maar betwisten de ingangsdatum van de vergunning, die door verweerder is vastgesteld op dezelfde datum. De rechtbank heeft de beroepen op 7 juli 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers via een beeldverbinding aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat eisers belang hebben bij het beroep, omdat zij stellen dat de ingangsdatum onjuist is vastgesteld.
De rechtbank concludeert dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd terecht is vastgesteld op 18 september 2022, de datum waarop de aanvragen zijn ontvangen. De rechtbank wijst erop dat de ingangsdatum van een asielvergunning pas kan worden vastgesteld als aan alle wettelijke vereisten voor de indiening van de aanvraag is voldaan. De rechtbank volgt de redenering van verweerder dat de datum van de aanvraag leidend is, en dat de eerdere datum van 13 augustus 2022, waarop eisers zich in Ter Apel hebben gemeld, niet kan worden gehanteerd als ingangsdatum.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over de goede procesorde beoordeeld. Hoewel de rechtbank deels meegaat in het standpunt van verweerder dat bepaalde argumenten te laat zijn ingebracht, heeft zij de vragen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die op 9 mei 2023 zijn gesteld, wel meegenomen in haar beoordeling. Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat de besluiten van 16 januari 2023 in stand blijven en dat de beroepen ongegrond zijn. Eisers krijgen geen proceskostenvergoeding.