In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak op 22 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was, samen met zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is.
De rechtbank onderzoekt of de maatregel van bewaring is gebaseerd op de juiste wettelijke grondslag. Eiser betoogt dat Nederland ten onrechte een claimverzoek heeft ingediend bij Duitsland, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor zijn asielaanvraag. De rechtbank oordeelt echter dat er voldoende concrete aanknopingspunten zijn dat eiser onder de Dublinverordening valt, en dat er een significant risico op onderduiken bestaat. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring terecht heeft opgelegd.
Daarnaast behandelt de rechtbank de vraag of de ophouding van eiser op de juiste grondslag is gebaseerd. Eiser stelt dat hij onrechtmatig is opgehouden, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gehandeld op basis van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de identiteit van eiser niet onmiddellijk kon worden vastgesteld. De rechtbank concludeert dat er geen gronden zijn om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en wijst het verzoek om schadevergoeding af.