In deze zaak heeft eiser op 9 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 2 juni 2021 was ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals vastgelegd in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb. Eiser had op 2 juni 2021 een asielaanvraag ingediend, en de beslistermijn was verlengd door verweerder, wat leidde tot een overschrijding van de maximale beslistermijn van 21 maanden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verlenging rechtsgeldig was, maar dat verweerder niet tijdig heeft beslist. Daarom heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiser heeft ook verzocht om vaststelling van de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsommen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de Tijdelijke wet dit uitsluit. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.