ECLI:NL:RBDHA:2023:13707
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling ingangsdatum verblijfsvergunning asiel en proceskostenveroordeling
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is ingewilligd. Eiser is van mening dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning moet worden vastgesteld op 14 juni 2022, de datum waarop hij zich heeft gemeld bij het aanmeldcentrum in Ter Apel. De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren via een digitale verbinding.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de ingangsdatum van de verblijfsvergunning niet correct heeft vastgesteld. De staatssecretaris had de ingangsdatum moeten bepalen op 13 juli 2022, de datum waarop eiser voor de eerste keer het M35-H formulier heeft ondertekend. De rechtbank legt uit dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen het verzoek om bescherming en het formeel indienen van de aanvraag. De ingangsdatum van de verblijfsvergunning kan niet eerder zijn dan de datum waarop aan alle wettelijke vereisten voor de indiening van de aanvraag is voldaan.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de ingangsdatum betreft en bepaalt zelf de ingangsdatum van de verblijfsvergunning op 13 juli 2022. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 12 september 2023.