ECLI:NL:RBDHA:2023:13820
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake bestuurlijke dwangsommen bij asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 29 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 6 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 15 juni 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft echter besloten het beroep te handhaven om te onderzoeken of er bestuurlijke dwangsommen zijn verbeurd door de staatssecretaris. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit. Eiser heeft zijn beroep willen handhaven voor zover het gaat om de bestuurlijke dwangsommen, maar de rechtbank stelt vast dat de Tijdelijke wet op asielaanvragen bepaalt dat er geen bestuurlijke dwangsommen kunnen worden verbeurd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat deze wet niet in strijd is met het Unierecht.
Aangezien de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiser met zijn beroep niet bereiken wat hij wil. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Desondanks heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, omdat eiser terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.