ECLI:NL:RBDHA:2023:13944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
NL23.3282
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

Op 18 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van een Syrische vrouw tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De opposante had eerder op 9 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De rechtbank had op 20 april 2023 het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarna de staatssecretaris een nieuwe beslistermijn was opgelegd.

Tegen deze uitspraak heeft de opposante op 17 mei 2023 verzet ingesteld. De rechtbank heeft het verzet op 21 juni 2023 behandeld, maar de opposante en haar gemachtigde waren niet ter zitting verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en zich gericht op de vraag of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan.

De rechtbank oordeelt dat de uitspraak zonder zitting terecht was, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De opposante betwistte enkel de termijn die aan de staatssecretaris was opgelegd voor het nemen van een besluit, maar de rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de uitspraak niet zonder nader onderzoek mocht worden gedaan. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en bevestigt de eerdere uitspraak, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3282 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam] , opposante,

geboren op [geboortedatum 1] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy).
tegen de uitspraak van de rechtbank van 20 april 2023 in het geding tussen

opposante

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, geopposeerde

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Procesverloop

Opposante heeft op 9 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij uitspraak van 20 april 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats onder meer het beroep van opposante gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
Opposante heeft tegen deze uitspraak op 17 mei 2023 verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 21 juni 2023 op zitting behandeld. Opposante en haar gemachtigde zijn niet ter zitting verschenen. Geopposeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond geacht en het bestreden besluit vernietigd. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de beslistermijn was verstreken, dat opposante geopposeerde rechtsgeldig in gebreke had gesteld en dat het beroepschrift na het verstrijken van veertien dagen was ingediend. Hierbij heeft de rechtbank verweerder een nieuwe beslistermijn opgelegd van acht weken, tenzij verweerder binnen deze termijn zou besluiten tot nader onderzoek: in dat geval geldt een termijn van twintig weken.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep gegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Het verzet is tijdig ingesteld.
Gronden van het verzet
4. Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat ten onrechte een beslistermijn van twintig weken op is gelegd. Opposante stelt dat haar ten onrechte de gelegenheid is onthouden om op het oordeel van de rechtbank te reageren, omdat dit oordeel afwijkt van de door geopposeerde in het verweerschrift voorgestelde termijn. Daarom verzoekt opposante gegrondverklaring van het verzet en vraagt opposante de rechtbank om een gelegenheid waarin zij zich alsnog uit kan laten over de beslistermijn.
Beoordeling van de verzetsgronden
5. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Awb de mogelijkheid uitspraak te doen zonder zitting als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat.
6. De rechtbank is van oordeel dat zij in deze zaak zonder zitting uitspraak heeft kunnen doen op het beroep van opposante tegen het niet tijdig beslissen, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank stelt vast dat het verzetschrift zich niet richt tegen de kennelijke gegrondverklaring van het beroep. Opposante betwist enkel de termijn die de rechtbank de staatssecretaris heeft opgelegd om alsnog een besluit te nemen. Verder geeft opposante niet aan waarom zij van mening is dat de rechtbank niet zonder nader onderzoek uitspraak mocht doen.
7. Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb, kan de bestuursrechter, in afwijking van de in het eerste lid van dit artikel genoemde termijn van twee weken, in bijzondere gevallen, of indien de naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, een andere termijn bepalen. Dit is een discretionaire bevoegdheid van de bestuursrechter. Over de door hem gegeven termijn kan in de verzetsprocedure, die louter ziet op de vraag of zonder nader onderzoek uitspraak mocht worden gedaan, niet worden geprocedeerd. Ook de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (ABRvS) bevestigt deze bevoegdheid van de rechter in de uitspraak van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1560) en is van oordeel dat de rechter bij een gegrond beroep tegen het niet tijdig beslissen in bijzondere gevallen een andere termijn kan bepalen voor het bekendmaken van een besluit dan de twee weken in de wet.
8. In wat opposante heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de rechtbank niet zonder nader onderzoek uitspraak mocht doen. Dit betekent dat de aangevochten uitspraak in stand blijft.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet