In deze zaak hebben eisers, van Syrische nationaliteit, op 3 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij hun referent in Nederland te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eisers op 8 februari 2023. Vervolgens hebben zij op 16 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De staatssecretaris had binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar deze termijn was verstreken en eisers hadden rechtsgeldig in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,- en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.