In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw, op 29 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als gezinslid bij haar referent in Nederland te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 15 maart 2023. Eiseres heeft vervolgens op 30 maart 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De staatssecretaris heeft op 14 april 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank constateert dat de staatssecretaris de wettelijke termijn van 90 dagen voor het nemen van een besluit heeft overschreden en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke is gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend te maken, tenzij er besloten wordt tot nader onderzoek, in welk geval de termijn 20 weken bedraagt. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.