In deze zaak heeft eiseres op 7 september 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 16 maart 2023. Eiseres heeft vervolgens op 31 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft op 17 april 2023 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door de staatssecretaris is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke is gesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft ook verwezen naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank heeft vastgesteld dat het dossier compleet is en dat de staatssecretaris binnen vier weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.