Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1949 en heeft de Syrische nationaliteit. Zij wil in Nederland verblijven bij haar meerderjarige dochter die als referent optreedt. Referent is in 2014 vanuit Syrië naar Nederland gekomen en heeft de Nederlandse nationaliteit. In 2020 is de echtgenoot van eiseres overleden. Referent heeft gewacht tot ze een Nederlands paspoort kon krijgen en is toen naar haar moeder in Syrië gereisd. De toestand waarin ze haar moeder aantrof was aanleiding om een verblijfsaanvraag voor haar moeder in te dienen. Sindsdien is de gezondheid van eiseres verslechterd en is ze, ook door het wegvallen van burenhulp, vereenzaamd. Eiseres en referent onderhouden nauw contact en bellen elkaar meermalen per dag. Referent ondersteunt haar moeder financieel en is in Nederland verhuisd naar een grotere woning om haar moeder te kunnen huisvesten. Eiseres heeft geen familie in de buurt die voor haar kan zorgen; ze heeft naast haar dochter in Nederland nog een zoon, die in Zweden woont.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres en verweerder het niet eens zijn over het antwoord op de vraag of de weigering om aan eiseres verblijf toe te staan in strijd is met het recht op respect voor haar gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.Bij deze beoordeling is een aantal vragen van belang. Ten eerste moet er beschermenswaardig gezinsleven zijn. Dat is het geval als tussen eiseres en haar dochter sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Dit criterium is ontleend aan de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, bijvoorbeeld in de zaak Onur van 17 februari 2009.Ook als geen sprake is van ‘meer dan gebruikelijke afhankelijkheid’ en dus van beschermenswaardig gezinsleven, moet verweerder een belangenafweging maken waarin alle belangen van de aanvrager enerzijds en de belangen van de Nederlandse Staat anderzijds tegen elkaar worden afgewogen. Eiseres meent dat deze belangenafweging in haar voordeel zou moeten uitvallen; verweerder blijft bij zijn eerder ingenomen standpunt dat dit niet zo is. Ten slotte meent eiseres dat er reden is om met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op grond van het evenredigheidsbeginsel af te wijken van het door verweerder gevoerde beleid.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheid
6. Volgens vaste rechtspraak is de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid in alle gevallen een vraag van feitelijke aarddie afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van sterke hechte persoonlijke banden. Factoren die bij deze beoordeling een rol kunnen spelen zijn: samenwoning, de mate van emotionele afhankelijkheid, de mate van financiële afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkenen en banden met het land van herkomst. Daarnaast mag gewicht worden toegekend aan de vraag of de benodigde zorg exclusief door de referent kan worden gegeven. Geen van deze factoren is op zichzelf doorslaggevend, maar deze factoren moeten per geval en in samenhang worden gewogen. Hierbij mag ook de vraag worden betrokken of de banden zo sterk zijn dat de vreemdeling zonder de referent niet in staat is om zelfstandig te functioneren.
7. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheid heeft aangenomen tussen haar en haar dochter. Hoewel eiseres en haar dochter al geruime tijd niet samenwonen, onderhouden zij zeer intensief telefonisch contact. Dit contact en de praktische en financiële ondersteuning op afstand zijn intensiever geworden naarmate de gezondheid van eiseres is verslechterd en haar sociale netwerk is weggevallen. Hierbij is van belang dat de echtgenoot van eiseres in 2020 is overleden en de buurvrouw die haar in het verleden heeft geholpen, is verhuisd. Eiseres wijst in dit verband op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 7 juli 2023.Daarin is geoordeeld dat het mogelijk is dat een afhankelijkheidsrelatie zich kan ontwikkelen in de loop van de tijd, bijvoorbeeld doordat de vreemdeling door omstandigheden meer hulpbehoevend is geworden. In haar eigen verklaring, gevoegd bij het bezwaar tegen het primaire besluit, legt eiseres uit dat haar situatie sinds het overlijden van haar echtgenoot is verslechterd en steeds verder achteruit gaat. Zij wijst in dit verband op haar gezondheid, het gebrek aan voorzieningen in Damascus, waar zij woont, en op de algemene onveilige situatie in een land in oorlog.
8. Ten aanzien van de gezinsband heeft verweerder meegewogen dat eiseres al lange tijd niet met referent samenwoont. Referent is in 2000 uit Syrië vertrokken om te werken en zij heeft sinds 2009 haar eigen gezin. Verweerder heeft in zijn besluit de gezondheid van eiseres en het overlijden van haar echtgenoot wel meegewogen, maar hij hecht hier geen doorslaggevend gewicht aan omdat eiseres kennelijk nog wel in staat is om min of meer zelfstandig te functioneren. Eiseres heeft volgens verweerder niet aangetoond dat ze in Syrië geen medische zorg aan huis kan krijgen en ook heeft ze onvoldoende onderbouwd dat er in Syrië geen familieleden zijn op wie ze een beroep zou kunnen doen.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar dochter. Verweerder heeft niet kenbaar acht geslagen op de gestelde gegroeide afhankelijkheid van eiseres. De rechtbank volgt hierin de overweging van de hiervoor aangehaalde uitspraak van zittingsplaats Amsterdam en oordeelt dat ook in deze zaak verweerder rekening had moeten houden met de gestelde omstandigheid dat eiseres na verloop van tijd hulpbehoevender is geworden en daarmee afhankelijker van haar dochter. Verweerder heeft in het primair besluit, inmiddels ruim een jaar geleden, mogelijk nog kunnen concluderen dat eiseres min of meer zelfstandig kan functioneren. Niet valt in te zien hoe hij dit standpunt in de daarna door eiseres geschetste situatie nog kan innemen. Deze beroepsgrond slaagt.
10. Bij een beroep op artikel 8 van het EVRM moet verweerder ook altijd een belangenafweging verrichten, waarbij hij alle relevante feiten en omstandigheden moet betrekken. Nu de rechtbank al heeft geoordeeld dat verweerder ten onrechte niet heeft aangenomen dat tussen eiseres en referent sprake is van beschermenswaardig gezinsleven, is er voor deze belangenafweging in deze zaak geen noodzaak meer. De rechtbank zal zich hierover toch uitspreken, omdat het beroep van eiseres ook op dit onderdeel ziet.
11. Op grond van vaste rechtspraakis de rechtbank gehouden om te beoordelen of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken. Als dat het geval is beoordeelt de rechtbank of die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’ tussen enerzijds het belang van de vreemdeling bij de uitoefening van het familie- en gezinsleven in Nederland, en anderzijds het algemene belang van de Nederlandse samenleving.
12. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder de belangenafweging ten onrechte in haar nadeel heeft laten uitvallen. Er is teveel gewicht toegekend aan het algemene belang en verweerder heeft onvoldoende onderkend dat de situatie van eiseres nu al slecht is en alleen maar verder zal verslechteren. De banden met Syrië zijn relatief, omdat eiseres erg eenzaam is geworden. Haar banden met Nederland zijn sterker door haar frequente contact met haar dochter.
13. Het belang van de Nederlandse Staat betreft volgens verweerder in de eerste plaats het voeren van een restrictief toelatingsbeleid, en in de tweede plaats het economisch welzijn, de openbare orde, de rechten en vrijheden van anderen en de volksgezondheid van het land. In het nadeel van eiseres heeft hij meegewogen dat geen gezinsleven tussen eiseres en referent wordt aangenomen, de naar verwachting hoge kosten voor de openbare kas onder meer in verband met de te verwachten zorgkosten, zijn conclusie dat eiseres zich ondanks haar gezondheidsklachten relatief zelfstandig weet te handhaven in Syrië, het ontbreken van een reële band met Nederland en dat niet vaststaat dat de dochter de enige is die voor eiseres kan zorgen. In het voordeel van eiseres heeft verweerder meegewogen dat referent in de kosten voor huisvestiging en levensonderhoud kan voorzien, en dat er objectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven in Syrië uit te oefenen.
14. De rechtbank is van oordeel dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet redelijkerwijs in het nadeel van eiseres kan uitvallen. Hierbij overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat er, zoals eerder is uitgelegd, wel degelijk sprake is van gezinsleven tussen eiseres en referent. Verweerder heeft bovendien onvoldoende onderbouwd op welke wijze het algemene belang van de Nederlandse Staat is gediend bij het weigeren van een vergunning aan eiseres. Referent heeft gezorgd voor woonruimte en heeft voldoende inkomen. De te verwachten kosten voor de openbare kas, waarbij verweerder naast zorgkosten wijst op de bescherming van de arbeidsmarkt en de toegang tot het onderwijs, zijn onvoldoende onderbouwd. Voor wat betreft de zorg die eiseres zou kunnen krijgen van anderen dan van haar dochter, oordeelt de rechtbank dat eiseres er terecht op wijst dat het bestaan van dergelijke zorg niet alleen theoretisch, maar daadwerkelijk beschikbaar moet zijn.Daarvan is in deze zaak niet gebleken; eiseres heeft onderbouwd aangevoerd dat haar beschikbare netwerk in de loop van de jaren is weggevallen. Ook deze beroepsgrond slaagt.
Toepassing van het evenredigheidsbeginsel
15. Onder verwijzing naar het evenredigheidsbeginsel en artikel 4:84 van de Awb voert eiseres aan dat verweerder een afgewogen en deugdelijke motivering had behoren te geven over de vraag welke gevolgen het bestreden besluit voor haar heeft en of deze gevolgen evenredig zijn in verhouding tot het doel van de beleidsregel.
16. Verweerder stelt zich op het standpunt dat alle feiten, omstandigheden en belangen bij het besluit zijn betrokken en ook in samenhang bezien niet opwegen tegen het Nederlandse belang. Nu er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, hoefde verweerder niet van het geldende beleid af te wijken.
17. De rechtbank stelt vast dat de beoordeling van het gezinsleven in het kader van artikel 8 EVRM vrijwel helemaal wordt bepaald door (internationale) wetgeving en jurisprudentie die nauwelijks enige beleidsruimte overlaat. Daarnaast heeft eiseres niet uitgelegd van welke beleidsregel moet worden afgeweken en vanwege welke bijzondere omstandigheden. Het gaat hier dan ook om de toepassing van artikel 3:4 van de Awb en niet artikel 4:84 van de Awb. Nu eiseres geen elementen heeft aangedragen die tot de slotsom moeten leiden dat het evenredigheidsbeginsel is geschonden, slaagt deze beroepsgrond niet.