ECLI:NL:RBDHA:2023:14349

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
NL23.6106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 september 2023 uitspraak gedaan over het verzet van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 1 mei 2023. Opposante had op 28 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag van 15 juli 2022 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De rechtbank verklaarde het beroep op 1 mei 2023 niet-ontvankelijk, omdat de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Opposante stelde op 22 juli 2023 verzet in tegen deze uitspraak, maar verscheen niet op de zitting op 28 augustus 2023, waar de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank overwoog dat de uitspraak zonder zitting was gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling prematuur was, aangezien de beslistermijn was verlengd tot 24 januari 2023. De verzetstermijn, die op 2 mei 2023 begon, eindigde op 12 juni 2023, maar het verzetschrift werd pas op 22 juli 2023 ontvangen, wat buiten de termijn was. De rechtbank had de opposante gevraagd om binnen twee weken te reageren op de termijnoverschrijding, maar zij gaf geen antwoord.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk, omdat er geen verschoonbaarheid voor de termijnoverschrijding was aangetoond. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.6106

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam] , opposante,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Eliya),

Procesverloop

Opposante heeft op 28 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag van 15 juli 2022 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris).
Bij uitspraak van 1 mei 2023 heeft de rechtbank dat beroep van opposante met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak op 22 juli 2023 verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 28 augustus 2023 op zitting behandeld. Opposante is niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. N. Mickolajczyk.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat.
2. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de beslistermijn op het moment van het indienen van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Opposante heeft op 15 juli 2022 een aanvraag om een mvv gedaan. De staatssecretaris heeft bij brief van 26 juli 2022 de beslistermijn voor deze aanvraag met drie maanden verlengd. Daarmee liep de beslistermijn tot en met 24 januari 2023. Opposante heeft op 19 januari 2023 de staatssecretaris in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken, waardoor de staatssecretaris nog niet in gebreke was te beslissen op de aanvraag van opposante. Hieruit heeft de rechtbank opgemaakt dat de ingebrekestelling van 19 januari 2023 prematuur was ingediend en heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was.
3. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank in de eerste plaats of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
4. Gelet op het bepaalde in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb zijn bij de beoordeling van het verzet onder meer de artikelen 6:4, derde lid, 6:5 tot en met 6:9 en 6:11 van de Awb van overeenkomstige toepassing.
5. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken. De termijn vangt op grond van artikel 6:8 Awb aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak aan belanghebbende is verzonden.
6. Op grond van het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzetschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
7. In het onderhavige geval is de uitspraak door de rechtbank op 1 mei 2023 bekendgemaakt. De verzetstermijn vangt dan aan op 2 mei 2023 en eindigt op 12 juni 2023. Het verzetschrift is door de rechtbank ontvangen op 22 juli 2023. Het verzet is daarmee niet ingediend binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is bekendgemaakt.
8. Op 27 juli 2023 is door de rechtbank een bericht verstuurd naar opposante met het verzoek binnen twee weken door te geven waarom het verzetschrift buiten de gestelde termijn is ingediend. Opposante heeft hier niet op gereageerd. Nu opposante binnen de gestelde termijn geen reden heeft gegeven voor het ná de termijn indienen van het verzetschrift, is van eventuele verschoonbaarheid van deze termijnoverschrijding geen sprake. Het verzet zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de bij brief van 20 augustus 2023 door opposante gestuurde reactie betrekking heeft op de inhoud van de in verzet bestreden uitspraak. Aan een beoordeling van de inhoud komt de rechtbank niet toe.
9. Het verzet is, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist op het verzet geen hoger beroep of verzet open.