ECLI:NL:RBDHA:2023:14539

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
NL23.30407
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening en proceskostenvergoeding in vreemdelingenzaak

Op 19 september 2023 heeft de staatssecretaris verzoeker geïnformeerd over de voorgenomen uitzetting naar Paramaribo, Suriname, gepland op 26 september 2023. Verzoeker heeft op 24 september 2023 bezwaar gemaakt tegen deze uitzetting en verzocht om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris heeft op 25 september 2023 laten weten dat de uitzetting is geannuleerd. Hierop heeft verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenvergoeding.

De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan over het verzoek om proceskostenvergoeding. Volgens de voorzieningenrechter kan, wanneer een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de voorzieningenrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de staatssecretaris inderdaad tegemoet is gekomen aan verzoeker door de uitzetting te annuleren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker op 15 september 2023 een reguliere aanvraag heeft ingediend, waaruit blijkt dat hij gedetineerd is. Dit had voor de staatssecretaris duidelijk moeten zijn. De voorzieningenrechter concludeert dat de staatssecretaris de proceskosten moet vergoeden, omdat verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend. De totale vergoeding bedraagt € 837,00.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30407

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Surinaamse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

Inleiding

1. Op 19 september 2023 heeft de staatssecretaris verzoeker ervan in kennis gesteld dat hij op 26 september 2023 om 8:30 uur zal uitreizen naar Paramaribo, Suriname.
1.1.
Verzoeker heeft op 24 september 2023 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke uitzetting en om een voorlopige voorziening gevraagd.
1.2.
Op 25 september 2023 heeft de staatssecretaris laten weten dat de voorgenomen uitzetting van verzoeker is geannuleerd.
1.3.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
1.4.
De staatssecretaris heeft op het verzoek gereageerd.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om een proceskostenveroordeling. [1]
3. Als een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
4. De voorzieningenrechter is, anders dan de staatssecretaris, van oordeel dat de staatssecretaris is tegemoet gekomen aan het verzoek van verzoeker. Op 19 september 2023 is verzoeker in kennis gesteld van de voorgenomen uitzetting. Uit de faxbevestiging die zich in het dossier bevindt, volgt echter dat verzoeker op 15 september 2023 een reguliere aanvraag heeft gedaan waarin is gemeld dat verzoeker in het [detentiecentrum] verblijft. Voor de staatssecretaris had daarom duidelijk kunnen zijn dat verzoeker gedetineerd is. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat art. 3.101, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 alleen betrekking heeft op de plaats van indiening. Als daaraan niet is voldaan brengt dat niet met zich dat geen sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Ook uit artikel 8, aanhef en onder f, van de Vw 2000 volgt volgens de Afdeling niet dat voor het van toepassing zijn van deze bepaling is vereist dat een aanvraag op de wettelijk voorgeschreven plaats is ingediend. [3] Gelet op het voorgaande, is de staatssecretaris met het annuleren van de uitzetting tegemoet gekomen aan het verzoek van verzoeker. Er bestaat daarom aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van verzoekers proceskosten.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Dat betekent dat verzoeker een vergoeding van zijn proceskosten krijgt. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837,00 omdat de gemachtigde van verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 837,00 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a van de Awb
3.uitspraak van 30 november 2011, ECLI:NL:RVS:2012:BY5559