ECLI:NL:RBDHA:2023:14573
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en voortduren van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd aan eiser, een Tunesische vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 17 april 2023 opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring al eerder is getoetst en dat de meest recente uitspraak op 24 augustus 2023 bevestigde dat de maatregel tot dat moment rechtmatig was. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de maatregel van bewaring sinds het sluiten van het vorige onderzoek op 18 augustus 2023 nog steeds rechtmatig is. Eiser heeft aangegeven dat hij wil vertrekken met behulp van het IOM, maar dat de uitvoering daarvan moeilijk voor hem is. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser, die zelf niet volledig meewerkt aan het proces.
De rechtbank stelt vast dat eiser zijn medewerking aan de afname van vingerafdrukken heeft geweigerd en niet is verschenen bij een gepland vertrekgesprek. Hierdoor heeft eiser zijn eigen uitzetting belemmerd. De rechtbank oordeelt dat er voldoende zicht op uitzetting is en dat de voortduring van de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.