Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
[naam] , opposante,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van een opposante, geboren op een onbekende datum en van Belarussische nationaliteit, tegen een eerdere uitspraak waarbij haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit gebeurde op 8 juni 2023, waarbij de rechtbank gebruik maakte van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposante heeft op 20 juli 2023 verzet ingesteld tegen deze uitspraak, wat op 28 augustus 2023 door de rechtbank is behandeld. De opposante was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde mr. I.M. Zuidhoek, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door N. Mikolajczyk.
De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting en of er buiten redelijke twijfel was dat het beroep niet-ontvankelijk was. De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling prematuur was ingediend en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de eerdere beslissing. De opposante voerde aan dat er verschillen in rechtspraak waren over de toepassing van WBV 2022/22 en dat er geen sprake was van een groot aantal asielaanvragen, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.