ECLI:NL:RBDHA:2023:14597
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag van Eritrese eiseres met betrekking tot militaire dienstplicht en dwangarbeid
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Eritrese eiseres tegen de afwijzing van haar opvolgende asielaanvraag beoordeeld. De eiseres, geboren in Eritrea, had eerder een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het bestreden besluit van 21 juli 2023 werd de aanvraag opnieuw afgewezen, wat leidde tot het huidige beroep.
De rechtbank heeft op 12 september 2023 de zaak behandeld, waarbij de eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat de eiseres niet het risico loopt op toedichting van het ontduiken van de militaire dienstplicht. De rechtbank wijst op eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat de staatssecretaris niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Eritrese autoriteiten de eiseres niet als ontduiker van de dienstplicht zullen beschouwen, vooral gezien haar vroegtijdige schoolverlating en het feit dat zij de dienstplicht niet heeft vervuld.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat de eiseres niet in de militaire component van de nationale dienstplicht zal moeten dienen, ondanks haar argumenten over de inconsistentie van vrijstellingen voor vrouwen met kinderen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met de vrees van de eiseres voor besnijdenis van haar dochter en de risico's van dwangarbeid in Eritrea. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en kent de eiseres een proceskostenvergoeding toe van € 1.674,00.