ECLI:NL:RBDHA:2023:1466
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet heeft gereageerd op het verzoek om een verweerschrift in te dienen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had op 8 januari 2021 een asielaanvraag ingediend, die op 31 januari 2021 door verweerder was afgewezen. Deze afwijzing werd later door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd, waardoor verweerder opnieuw op de aanvraag moest beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in de Vreemdelingenwet 2000, was verstreken zonder dat er een nieuwe beslissing was genomen. Eiseres heeft verweerder op 27 juni 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken voordat zij beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken een besluit te nemen en om een dwangsom op te leggen voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50.