ECLI:NL:RBDHA:2023:1468

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
NL22.20582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiser op 12 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 9 december 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, heeft op 2 december 2022 alsnog besloten om de asielaanvraag van eiser in te willigen. Dit leidde tot de vraag of het beroep van eiser, dat gericht was tegen het niet tijdig beslissen, nog ontvankelijk kon worden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen, waardoor eiser geen procesbelang meer had. Het beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank zich gebogen over de vraag of verweerder in de proceskosten van eiser moest worden veroordeeld. De rechtbank heeft deze vraag bevestigend beantwoord, op basis van de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft vastgesteld dat, ondanks de niet-ontvankelijkheid van het beroep, er aanleiding was om verweerder te veroordelen in de proceskosten, omdat verweerder hangende het beroep alsnog een besluit heeft genomen op de asielaanvraag.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit bedrag is berekend op basis van een punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak uitsluitend betrekking had op het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het beroep is niet-ontvankelijk verklaard en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20582

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 12 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 9 december 2021.
Bij besluit van 2 december 2022 heeft verweerder eisers asielaanvraag ingewilligd.
Verweerder is niet ingegaan op het verzoek van eisers gemachtigde om een aanbod te doen voor het vergoeden van de proceskosten.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op eisers asielaanvraag, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb geen procesbelang meer heeft. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.
2. De vraag doet zich voor of verweerder dient te worden veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Ook wanneer een beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, bestaat daartoe de mogelijkheid. Dat is in het bijzonder het geval als het bestuursorgaan aan de indiener van het beroep is tegemoetgekomen. Dit volgt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 15 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2068. Daarvan is in dit geval sprake aangezien verweerder hangende eisers beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag alsnog een besluit op deze asielaanvraag heeft genomen.
3. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat de zaak uitsluitend betrekking heeft op het niet tijdig beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ter hoogte van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.