ECLI:NL:RBDHA:2023:148
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielprocedure en terugwijzing na hoger beroep met verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd met terugwerkende kracht was ingetrokken. Dit besluit was genomen op 15 december 2020 en had ook gevolgen voor het minderjarige kind van eiser. Eiser had eerder al een beroep ingesteld dat op 18 februari 2022 gegrond was verklaard, maar het hoger beroep van de staatssecretaris had geleid tot terugverwijzing naar de rechtbank. Na de terugverwijzing heeft de staatssecretaris op 24 oktober 2022 meegedeeld dat de intrekking van de verblijfsvergunning ongedaan werd gemaakt en eiser een asielvergunning voor onbepaalde tijd zou krijgen.
Eiser handhaafde zijn beroep om twee redenen: ten eerste omdat het herstel van zijn verblijfsrecht nog niet in een besluit was neergelegd, en ten tweede omdat hij en zijn kind schade hadden geleden door onrechtmatig handelen van de staatssecretaris. De rechtbank overwoog dat het beroep niet-ontvankelijk was wegens gebrek aan procesbelang, aangezien de staatssecretaris inmiddels had besloten om de intrekking van de verblijfsvergunning ongedaan te maken. Eiser kon hierdoor niet in een gunstiger positie geraken.
Daarnaast had eiser een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar dit verzoek werd als kennelijk ongegrond afgewezen omdat eiser onvoldoende onderbouwing had gegeven voor de gestelde schade. De rechtbank besloot wel om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten van eiser, die op € 2.092,50 werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen de uitspraak.