ECLI:NL:RBDHA:2023:14808
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WW-uitkering voor gemeenteraadslid na beëindiging raadsperiode
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een voormalig gemeenteraadslid van Den Haag, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had een WW-uitkering aangevraagd na het einde van zijn raadsperiode, maar zijn aanvraag werd afgewezen. De rechtbank diende te beoordelen of de eiser als werknemer in de zin van de Werkloosheidswet (WW) kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat dit niet het geval was. De eiser voerde aan dat hij als werknemer moest worden beschouwd op basis van artikel 5 van de WW en het Rariteitenbesluit, omdat hij persoonlijke arbeid had verricht en een vergoeding ontving. De rechtbank oordeelde echter dat de wetgever niet had beoogd om leden van een vertegenwoordigend orgaan als werknemers aan te merken. De rechtbank stelde vast dat de eiser geen privaatrechtelijke dienstbetrekking had, omdat hij geen gezagsverhouding had met de gemeente en zijn functie als volksvertegenwoordiger onafhankelijk diende te worden uitgevoerd. De rechtbank volgde het standpunt van de verweerder en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. Tevens werd de verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan de eiser.