ECLI:NL:RBDHA:2023:1481
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiser op 8 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 13 november 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 2 december 2022 alsnog besloten om de asielaanvraag van eiser in te willigen. Dit leidde tot de vraag of het beroep van eiser, dat gericht was tegen het niet tijdig beslissen, nog ontvankelijk kon worden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen, waardoor eiser geen procesbelang meer had. Het beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank zich gebogen over de vraag of verweerder veroordeeld moest worden in de proceskosten die eiser had gemaakt. De rechtbank oordeelt bevestigend, aangezien het bestuursorgaan aan eiser is tegemoetgekomen door alsnog een besluit te nemen. Dit is in lijn met de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor 'licht' omdat de zaak uitsluitend betrekking had op het niet tijdig beslissen.
De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak.