In deze zaak heeft eiseres op 6 september 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als gezinslid bij haar referent in Nederland te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 17 maart 2023. Eiseres heeft vervolgens op 12 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft op 20 juli 2023 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer die bevestigt dat bij overschrijding van de beslistermijn in dergelijke gevallen sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen vier weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en worden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 418,50, inclusief vergoeding van het griffierecht.