ECLI:NL:RBDHA:2023:1512
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiser op 18 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 29 januari 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 28 oktober 2022 alsnog besloten om de asielaanvraag van eiser in te willigen. Eiser's gemachtigde had verzocht om een proceskostenvergoeding, maar verweerder is hier niet op ingegaan. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft en het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat verweerder veroordeeld moet worden in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. Dit is in lijn met de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat ook bij een niet-ontvankelijk verklaring een proceskostenvergoeding mogelijk is als het bestuursorgaan aan de indiener van het beroep tegemoet is gekomen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit bedrag is berekend op basis van een punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak uitsluitend betrekking heeft op het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten.