In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser diende zijn aanvraag in op 16 februari 2022, en volgens de wet had verweerder uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Aangezien deze termijn was verstreken, heeft eiser op 16 februari 2023 verweerder in gebreke gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep heeft ingesteld, maar verklaart het beroep toch ontvankelijk en gegrond.
De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.
De uitspraak is gedaan door rechter M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 11 mei 2023. De rechtbank heeft de beslissing van verweerder vernietigd, omdat deze niet tijdig een besluit heeft genomen. Eiser krijgt gelijk in deze procedure, en de rechtbank legt een duidelijke beslistermijn op aan verweerder, waarbij ook de mogelijkheid van een dwangsom is opgenomen.