ECLI:NL:RBDHA:2023:152

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2023
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
NL21.11530
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van toegedichte homoseksuele gerichtheid en geloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de problemen die eiser ondervindt vanwege zijn toegedichte homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig werden geacht. Eiser heeft aangevoerd dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid in Nigeria wordt vervolgd, maar de rechtbank oordeelt dat de door eiser overgelegde documenten, waaronder een arrestatiebevel en een krantenartikel, hoogstwaarschijnlijk vervalst zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria vreest voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verklaringen van eiser over de inval op een feest en de daaropvolgende gebeurtenissen vaag en niet overtuigend zijn. Eiser heeft geen aangifte gedaan van de aanvallen op zijn vader, wat de geloofwaardigheid van zijn verhaal verder ondermijnt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11530

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

ProcesverloopBij besluit van 18 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2022 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1996 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij door zijn vriend [A] is meegenomen naar een feest waar alleen mannen aanwezig waren. De Nigeriaanse politie is het feestje binnengevallen op verdenking van homoseksualiteit. Eisers vriend [A] en twee anderen werden gearresteerd. Het huis van eisers vader werd daarop door dorpsjongeren aangevallen, omdat ze op zoek waren naar eiser. De vader van eiser heeft naar aanleiding hiervan een dodelijke hartaanval gekregen. Vervolgens is eiser gevlucht. Hij hoorde later dat er een arrestatiebevel (press release) tegen hem is uitgevaardigd en dat er een krantenartikel over hem is gepubliceerd waarin is geschreven over zijn gestelde homoseksualiteit. Deze beschuldiging is onterecht want eiser is niet homoseksueel.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
de identiteit, nationaliteit en herkomst;
de problemen vanwege toegedichte homoseksuele gerichtheid.
3. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig gevonden. De problemen vanwege toegedichte homoseksuele gerichtheid vindt verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft hierover vaag verklaard en het BD [2] heeft geconcludeerd dat het door hem overgelegde krantenartikel met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet daadwerkelijk in de huidige verschijningsvorm is uitgegeven. Ook over het overgelegde arrestatiebevel (press-release) concludeert het BD dat dit hoogstwaarschijnlijk niet echt is. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria heeft te vrezen voor vervolging dan wel ernstige schade. Verder komt eiser ook niet in aanmerking voor een reguliere verblijfsvergunning [3] of voor uitstel van vertrek. [4]
3.1.
Op zitting heeft verweerder aangegeven dat aan eiser niet langer wordt tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over zijn geboortedorp en dat het bevreemdingwekkend is dat hij daar naartoe is teruggekeerd.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt dat het in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel tot stand is gekomen. Volgens eiser heeft hij geen vage verklaringen afgelegd over het feest en de inval. Hij heeft in de zienswijze aangegeven, onder verwijzing naar meerdere bronnen, dat er invallen worden gepleegd tijdens feestjes waarvan de verdenking bestaat dat homoseksuele mannen aanwezig zijn. Verweerder heeft hier niet deugdelijk op gereageerd in het bestreden besluit, zodat sprake is van een motiveringsgebrek. Verder legt verweerder niet uit waarom hij belang hecht aan het feit dat eiser geen aangifte heeft gedaan tegen de jongens die het huis van de vader van eiser hebben aangevallen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheid asielrelaas: problemen vanwege toegedichte homoseksualiteit
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de problemen vanwege de toegedichte homoseksualiteit niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De overgelegde documenten
5.1.
Ter ondersteuning van zijn asielrelaas heeft eiser een arrestatiebevel (press-release) en een krantenartikel overgelegd. Ten aanzien van deze stukken komt het BD tot de conclusie dat deze stukken hoogstwaarschijnlijk/met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn vervalst, dan wel niet echt zijn. Eiser heeft voor het arrestatiebevel (press-release) een contra-expertise overgelegd van het Nationaal Forensisch onderzoeksbureau overgelegd. De conclusie van deze contra-expertise is dat het arrestatiebevel (press-release) sporen van vervalsing bevat, waardoor getwijfeld kan worden aan de authenticiteit van dit bewijsstuk. Dit betekent dat de contra-expertise geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de inhoud of juistheid van het advies van het BD.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het overleggen van hoogstwaarschijnlijk/met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid valse bewijsstukken ernstig afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Het op zitting ingenomen standpunt dat eiser niet op de hoogte was van de vervalsing van deze stukken leidt niet tot een ander oordeel. De enkele omstandigheid dat het asielrelaas wordt onderbouwd met dergelijke bewijsstukken, ongeacht door wie die zijn opgesteld, maakt dat er ernstig getwijfeld kan worden of de gestelde gebeurtenissen daadwerkelijk zijn gebeurd.
Vage verklaringen over de inval op het feest
5.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser vaag en summier heeft verklaard over het feest en de inval. Uit eisers verklaringen blijkt dat geen sprake was van concrete aanknopingspunten die maken dat hij, [A] of de overige aanwezigen op het feest verdacht konden worden van homoseksualiteit. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen reden kan geven waarom het feestje wordt aangezien voor een feestje voor homoseksuelen en waarom hij zelf als homoseksueel zou worden aangezien. Volgens eiser heeft hij alleen een drankje gedronken en is hij nooit eerder in aanraking gekomen met de politie. Dat dergelijke invallen volgens eiser vaker voorkomen, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat hij direct als homoseksueel zou worden gezien en door de politie zou worden gezocht.
Overlijden vader
5.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet geloofwaardig heeft verklaard over de aanval op het huis van zijn vader. Verweerder heeft hieraan ten grondslag kunnen leggen dat het niet logisch is dat de dorpsjongeren naar eiser zijn gaan zoeken in het huis van zijn ouders. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij bij zijn oom en tante woont. Daar heeft verweerder verder bij kunnen betrekken dat het in de rede lag dat eiser aangifte zou doen tegen de dorpsjongeren. Dit, omdat volgens eiser zijn vader de hartaanval heeft gekregen naar aanleiding van het geweld en de vernieling van het huis door de dorpsjongeren. De verklaring van eiser dat de politie hem niet kan helpen en dat ze deze jongeren niet kunnen arresteren omdat ze agressief zijn is geen toereikende verklaring.
5.5.
Voor zover eiser stelt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld omdat het niet doen van aangifte pas voor het eerst wordt genoemd in het voornemen, volgt de rechtbank dit niet. Vast staat immers dat eiser geen aangifte heeft gedaan. Dit heeft eiser ter zitting bevestigd. De rechtbank ziet niet in dat verweerder dit niet mag betrekking in het voornemen, ook al is hier niet expliciet naar gevraagd in het nader gehoor. Aan eiser is in het nader gehoor bovendien wél gevraagd waarom de politie deze jongeren niet kan arresteren en waarom zij niet zijn bestraft. [5] Dit betekent dat geen sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek op dit punt.
Wat is de conclusie?
6. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
7. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.R.W. Craanen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Bureau Documenten.
3.Op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 en artikel 3.6a, eerste lid, of 3.6ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
4.Op grond van artikel 64 van de Vw 2000.
5.Zie pagina 13 van het nader gehoor.