ECLI:NL:RBDHA:2023:15231

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
AWB 23/4302
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en de rechtsgeldigheid van het horen zonder tolk in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Marokkaanse eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die in Nederland verblijft zonder rechtmatig verblijf, heeft een terugkeerbesluit ontvangen dat hem verplicht om Nederland binnen vier weken te verlaten. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft en dat het terugkeerbesluit terecht is opgelegd. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet in staat was om het griffierecht te betalen, wat door de rechtbank is erkend, waardoor hij vrijstelling van het griffierecht heeft gekregen.

De rechtbank heeft ook de procedure rondom het horen van eiser beoordeeld. Eiser heeft gesteld dat hij niet goed Nederlands spreekt en dat het verhoor zonder tolk onterecht was. De rechtbank oordeelt dat eiser voldoende Nederlands sprak en dat hij zelf heeft aangegeven geen gebruik te willen maken van een tolk. De rechtbank heeft de argumenten van eiser over zijn verstandelijke beperking en de impact daarvan op het verhoor niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de belangen van eiser voldoende zijn meegewogen en dat het terugkeerbesluit niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 23/4302 en AWB 23/4303
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 10 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Inleiding

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2002. Hij is eind januari 2020 op een visum naar Nederland gekomen.
2. Eiser is op 9 april 2023 overgenomen en opgehouden aansluitend op strafrechtelijke heenzending.
3. Met het bestreden besluit van 9 april 2023 heeft verweerder een terugkeerbesluit opgelegd. Eiser moet Nederland binnen een termijn van vier weken verlaten en terugkeren naar Marokko. Ook heeft verweerder besloten dat eiser wordt opgenomen in het Schengeninformatiesysteem (SIS).
4. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
5. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
6. De rechtbank zou het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 10 augustus 2023 om 11.15 uur op zitting behandelen. Omdat eiser nog twee andere verzoeken om een voorlopige voorziening had ingediend (zaaknummers AWB 23/6038 en 23/6065), heeft de rechtbank in overleg met gemachtigde besloten deze aansluitend te behandelen, om 12.00 uur. De gemachtigde heeft toen laten weten dat deze datum hem schikt. Voorafgaand aan de behandeling heeft de rechtbank contact opgenomen met het kantoor van de gemachtigde, omdat zij nog een vraag had aan de gemachtigde. Op dat moment bleek dat het niet duidelijk was of de gemachtigde ter zitting zou verschijnen. Wel zou er in dat geval een vervanger verschijnen om eiser bij te staan. Vervolgens ontving de rechtbank laat in de middag op de dag voor de zitting een bericht van de gemachtigde van eiser (in de zaken met zaaknummers 23/4302 en 23/4303), waarin hij het volgende bericht:
‘Hierbij willen wij U meedelen dat de vervangende advocaat door omstandigheden niet aanwezig kan zijn op de zitting van morgen (d.d. 10-8-2023 om 11.15 uur).
Derhalve verzoeken wij U om de zaak schriftelijk af te handelen.’
Omdat niet duidelijk was of hij wel om 12.00 uur zou verschijnen, heeft de rechtbank toch zitting gehouden en in overleg met verweerder ook de zitting in de eerste twee zaken op dat moment gehouden. Op dat moment bleek dat naast verweerder ook eiser zelf was verschenen en reeds meer dan 45 minuten zat te wachten. Vervolgens heeft de rechtbank de zaken (met zaaknummers 23/4302, 23/4303 en 23/6038) ter zitting behandeld. De behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer 23/6065 heeft de rechtbank aangehouden omdat verweerder in die zaak inmiddels een besluit op bezwaar had genomen.
7. De rechtbank acht het onzorgvuldig dat de gemachtigde niet ter zitting is verschenen, ondanks dat de datum van die zitting met hem was afgestemd. Daarnaast acht de rechtbank het onbegrijpelijk dat hij kennelijk niet in contact staat met zijn kantoor. Niemand kon de rechtbank vertellen of hij op de zitting zou zijn, wanneer hij bereikbaar zou zijn en of hij nog zou gaan antwoorden op de vraag van de rechtbank. Het is daarbij uiterst kwalijk dat hij de rechtbank pas zo laat bericht dat hij noch zijn vervanger ter zitting zal verschijnen en dat doet op een manier die de suggestie wekt dat ook zijn cliënt niet zal verschijnen. Hij vraagt immers om een schriftelijke afdoening. Het is ontzettend knap dat zijn cliënt de moed heeft gehad om alleen naar de rechtbank te komen en dat hij daar zelf het woord heeft gevoerd. De rechtbank vindt echter dat de gemachtigde niet in het belang van zijn cliënt heeft gehandeld door hem in die situatie te brengen, te meer omdat hij in deze procedure betoogt dat zijn cliënt verstandelijk beperkt is en de Nederlandse taal amper begrijpt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de rechtbank

Vrijstelling griffierecht
8. Eiser heeft gesteld dat hij niet genoeg geld heeft om het griffierecht te betalen en daarom heeft hij gevraagd om een vrijstelling daarvan. De rechtbank beslist dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te betalen. Daarom hoeft eiser geen griffierecht te betalen voor het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening.
Het terugkeerbesluit
9. In het terugkeerbesluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland binnen een termijn van vier weken dient te verlaten en dient terug te keren naar het door hem opgegeven land van herkomst, te weten Marokko. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser zich niet, dan wel niet onmiddellijk heeft gehouden aan het bepaalde krachtens de Vreemdelingenwet (Vw), eiser heeft namelijk van zijn onrechtmatig verblijf geen mededeling gedaan aan de korpschef. Voorts beschikt eiser niet over voldoende middelen van bestaan en heeft hij geen document getoond waaruit rechtmatig verblijf op grond van een verblijfsaanvraag of beroepsprocedure blijkt of een verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf in Nederland.
10. Uit artikel 3, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn en uit vaste rechtspraak volgt dat een terugkeerbesluit niet meer is dan de administratieve vaststelling dat de vreemdeling onrechtmatig in Nederland verblijft en dat volgens de toepasselijke wettelijke bepalingen op hem de verplichting tot vertrek rust. Verweerder heeft vastgesteld dat eiser op het moment van het opleggen van het terugkeerbesluit niet rechtmatig in Nederland was en dat is juist.
Is het gehoor ten onrechte zonder tolk gedaan en is voldoende doorgevraagd?
11. Eiser(s gemachtigde) voert aan dat eiser drie jaar in Nederlands is, hij spreekt en begrijpt de taal amper en hij is verstandelijk beperkt. Het gehoor is ten onrechte zonder tolk gedaan.
12. Deze beroepsgrond slaagt niet. Beide verhoren zijn zonder tolk gedaan omdat volgens de verbalisant eiser de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst. Eiser verklaarde ook dat hij geen gebruik wil maken van een tolk. Uit het proces-verbaal kan niet worden opgemaakt dat het verhoor niet goed is verlopen of dat eiser de vragen niet begreep. Eiser mocht dan ook in het Nederlands worden gehoord. Eiser heeft aangevoerd dat hij verstandelijk beperkt is en dat de verhoormedewerkers dat hadden moeten begrijpen, maar eisers gemachtigde heeft niet duidelijk gemaakt waar dit dan toe had moeten leiden. Bovendien is gesteld noch gebleken dat eiser de vragen niet goed begreep of niet goed kon beantwoorden. Voor zover eiser heeft bedoeld te stellen dat hij onvoldoende is gehoord blijkt dit niet uit het proces-verbaal. Dat er slechts één zin uit het verhoor is opgenomen in het besluit zegt niets over de zorgvuldigheid of diepgang van het verhoor.
Heeft verweerder de belangen van eiser voldoende meegewogen?
13. Eiser voert verder aan dat verweerder onvoldoende zijn belangen heeft meegewogen bij het opleggen van het terugkeerbesluit. Eiser heeft verklaard dat zijn zus in Nederland woont, dat zij de vaderrol op zich heeft genomen na het overlijden van zijn vader en dat hij een sterke en bijzondere band met haar heeft. Eiser is verstandelijk beperkt en zijn IQ is vergelijkbaar met dat van een kind van 5-6 jaar. Eiser wijst op het verslag van de psychiater van 17 april 2023 waaruit ook volgt dat sprake is van een trauma dat te maken zou hebben gehad met seksueel misbruik in Nederland en mogelijk ook in Marokko.
14. De beroepsgrond dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers belangen, slaagt ook niet. Verweerder moet onderzoeken of eiser op het moment van het nemen van het terugkeerbesluit rechtmatig in Nederland verblijft en, zo nee, of er ingevolge de toepasselijke wettelijke bepalingen op eiser de verplichting rust te vertrekken. [1] Verweerder hoeft bij het nemen van een terugkeerbesluit niet te toetsen of de terugkeer in strijd is met artikel 8, eerste lid, van het EVRM. Als eiser meent in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning dan moet hij dat laten beoordelen in een procedure op basis van een aanvraag met die strekking. [2] De rechtmatigheid van een terugkeerbesluit kan evenmin worden aangetast door de door eiser gestelde medische omstandigheden.

Conclusie

15. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
17. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2023 door
mr. E.E.M. van Abbe, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier.
griffier
(voorzieningen)rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 3, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn. Zie ook de uitspraak van de ABRvS van 1 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY2816.
2.Zie bv. de uitspraak van de ABRvS van 12 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2918.