In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die op 14 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, werd op 6 juli 2023 geconfronteerd met een afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank behandelde de zaak op 3 oktober 2023, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van de eiser over zijn problemen met de Ogboni Fraternity summier en tegenstrijdig zijn. De eiser stelde dat hij na het overlijden van zijn stiefvader werd benaderd door leden van de Ogboni Fraternity om lid te worden, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris deze verklaringen niet geloofwaardig heeft hoeven achten. De rechtbank wijst op verschillende inconsistenties in de verklaringen van de eiser, zoals de timing van de benadering door de Ogboni Fraternity en de details van zijn ontvoering.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de staatssecretaris de asielaanvraag van de eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 11 oktober 2023.