ECLI:NL:RBDHA:2023:15369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.13376
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongegrondverklaring verblijfsrecht en toerekenbaarheid termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, hebben bezwaar gemaakt tegen de ongegrondverklaring van hun verzoek om een verblijfsvergunning, waarbij een onderbreking in hun verblijfsrecht aan de orde was. Het bestreden besluit, gedateerd op 7 april 2023, verklaarde het bezwaar kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep behandeld in Breda, waar de eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder, mr. K. Kanters.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 26 van de Vreemdelingenwet de verblijfsvergunning wordt verleend vanaf de dag waarop de vreemdeling aan alle voorwaarden voldoet, maar niet eerder dan de dag van ontvangst van de aanvraag. In dit geval was de aanvraag 37 dagen te laat ingediend, wat toerekenbaar was aan eisers. De rechtbank stelt vast dat er een herinneringsbrief was verstuurd en dat er een telefoongesprek had plaatsgevonden waarin werd bevestigd dat schriftelijke indiening mogelijk was. De rechtbank concludeert dat het niet tijdig indienen van de aanvraag aan eisers kan worden toegerekend.

Daarnaast wordt de vraag behandeld of het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de naturalisatieprocedure langer kan duren, er een termijn voor naturalisatie is en dat de toerekening van de termijnoverschrijding niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank ziet geen aanleiding om van de bestaande jurisprudentie af te wijken. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelt dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13376 en NL23.13378
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 2] en [nummer 1], eisers

V-nummer: [nummer 1] en [nummer 2]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. R.A.J. van de Kamp en mr. K. Kanters).

Procesverloop

In het besluit van 7 april 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het ontstaan van een onderbreking in hun verblijfsrecht kennelijk ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2023 op zitting behandeld in Breda. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Kanters.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Uit artikel 26, eerste lid, van de Vw [1] volgt dat de verblijfsvergunning wordt verleend met ingang van de dag waarop de vreemdeling heeft aangetoond aan alle voorwaarden te voldoen, maar niet eerder dan met ingang van de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Uit het derde lid volgt dat als de verlenging niet tijdig is ingediend en hem dit niet is toe te rekenen, de vergunning toch kan worden verleend vanaf het moment dat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning is afgelopen.
2. Volgens paragraaf B1/6.1 van de Vc [2] wordt termijnoverschrijding niet toegerekend wanneer deze niet meer vier weken beloopt. Hier gaat het om een termijnoverschrijding van meer dan vier weken, namelijk 37 dagen. De aanvraag is dus negen dagen te laat ingediend. Dit is toerekenbaar. Er is een herinneringsbrief verstuurd aan eisers en de rechtbank stelt vast dat er een telefoongesprek met eiseres heeft plaatsgevonden over de vraag of het mogelijk is om de aanvraag schriftelijk in te dienen. Uit de gespreksnotitie die verweerder ter zitting heeft weergegeven blijkt dat is geantwoord dat het inderdaad mogelijk is om de aanvraag schriftelijk in te dienen. Als er dan toch nog verwarring heerst, ligt het op de weg van eisers om tijdig hulp in te roepen van anderen, en dat is niet gebeurd. Dit is toerekenbaar aan eisers.
3. Vervolgens is de vraag of van het beleid had moeten worden afgeweken en of het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Hoewel het nu langer gaat duren om naturalisatie aan te vragen, loopt daar nu weer een termijn voor en na die termijn kan alsnog naturalisatie worden aangevraagd. Gelet daarop is het toerekenen van de termijnoverschrijding niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel en verweerder had niet van het beleid hoeven afwijken. Het artikel in A&MR [3] leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank gaat uit van de jurisprudentie zoals aangehaald door verweerder in zijn verweerschrift. [4] De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze jurisprudentie af te wijken.
4. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2023 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Asiel & Migrantenrecht.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2519.