ECLI:NL:RBDHA:2023:15470

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.30110
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser met onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft op 28 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 15 september 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij eiser geen reguliere vergunning is verleend en hem een inreisverbod van twee jaar is opgelegd. Eiser is op 25 september 2023 met onbekende bestemming vertrokken, zonder de staatssecretaris te informeren over zijn verblijfplaats. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 28 september 2023 laten weten dat zij het beroep niet zal voorzien van gronden, omdat er geen contact meer is met eiser. De rechtbank heeft op 11 oktober 2023 het beroep behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De gemachtigde van de staatssecretaris was wel aanwezig.

De rechtbank heeft ambtshalve de vraag beantwoord of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Gezien de omstandigheden, waaronder het vertrek van eiser met onbekende bestemming, concludeert de rechtbank dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor heeft eiser geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30110

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.A.J. Mulders),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A. A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . Hij heeft op 28 augustus 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 15 september 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 30, eerste lid, aanhef en onder b, c en d, van de Vw 2000 [1] . Tevens heeft de staatssecretaris eiser geen reguliere vergunning verleend als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van Vw 2000 in samenhang bezien met artikel 3.6a, eerste lid of 3.6ba, eerste lid, van het Vb 2000 [2] en is hem geen uitstel van vertrek verleend als bedoeld in artikel 64 van de Vw 2000. Ook is eiser aangezegd dat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten en heeft de staatsecretaris hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [3] , op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De gemachtigde van de staatsecretaris was wel aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser procesbelang?
2. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 28 september 2023 bericht dat zij het beroep en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet zal voorzien van gronden, omdat zij geen contact meer heeft met eiser en navraag bij het COA heeft geleerd dat eiser op 25 september 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van de staatsecretaris op 2 oktober 2023 bevestigd dat eiser met ingang van 25 september 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en dat hem niet is gebleken dat eiser zich inmiddels weer heeft gemeld bij de IND, COA, AVIM of DT&V.
2.1.
Uit vaste rechtspraak [4] volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit houdt in dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
2.2.
Gezien de hiervoor onder 2 genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Vreemdelingenbesluit 2000
3.Zaak NL23.30111
4.Zie bijvoorbeeld ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.