ECLI:NL:RBDHA:2023:15860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
NL223.786
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Woudwijk, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn van acht weken een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser, ondanks dat eiser de Staatssecretaris op 24 december 2022 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser kennelijk ontvankelijk en gegrond is.

De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag. Indien de Staatssecretaris hier niet aan voldoet, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 7 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.786
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Woudwijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend na de uitspraak van de rechtbank van 25 oktober 2022 [Nl22.16514]. In die uitspraak staat dat verweerder binnen acht weken alsnog moet beslissen op de aanvraag van eiser. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1 Het beroep is kennelijk ontvankelijk en gegrond. De rechtbank legt dit hieronder verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond?
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn opnieuw een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 24 december 2022 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken voorbij zijn gegaan.
4. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk ontvankelijk en gegrond.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
5. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.3 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.4
6. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiser inmiddels is gehoord. Ook heeft verweerder op 5 september 2022 al het voornemen bekend gemaakt om de asielaanvraag af te wijzen en heeft eiser op 3 oktober 2022 zijn zienswijze hierover ingediend. De door verweerder op 11 november 2022 genomen beschikking is op 19 december 2022 door verweerder ingetrokken.
7. De rechtbank beslist dat van verweerder mag worden verwacht dat er nu binnen twee weken een besluit wordt genomen. De rechtbank zal daarom aan verweerder een termijn van twee weken opleggen om te beslissen op de asielaanvraag. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
8. In artikel 8:55d, tweede lid, en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb staat dat de bestuursrechter verweerder opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Door deze Tijdelijke wet werd het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in een asielzaak. De ABRvS heeft echter in de uitspraak van 30 november 20225 geoordeeld dat genoemd artikel uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de twee artikelen uit de Awb wel van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd en de rechtbank verweerder dus op grond van die artikelen opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt.6
9. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat verweerder binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
11. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat
3 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
4 Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb
6 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, en/of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb.
over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart beroep kennelijk gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag,
waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van O.G. Hulsman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.