In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Woudwijk, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn van acht weken een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser, ondanks dat eiser de Staatssecretaris op 24 december 2022 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser kennelijk ontvankelijk en gegrond is.
De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag. Indien de Staatssecretaris hier niet aan voldoet, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 7 april 2023.