ECLI:NL:RBDHA:2023:15873

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
NL22.26938
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.P.J.W.M. Govers, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft in beroep gegaan omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag. Op 3 april 2023 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, maar eiseres handhaafde haar beroep en verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft partijen gevraagd of een zitting nodig was, maar omdat partijen geen zitting hebben aangevraagd, is het onderzoek gesloten zonder zitting.

Eiseres is op 30 december 2022 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig op haar aanvraag had beslist. Verweerder heeft op 1 juni 2023 gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding en aangegeven dat hij geen kosten wil vergoeden, omdat de ingebrekestelling van 14 december 2022 prematuur was. De rechtbank heeft verweerder in het gelijk gesteld, omdat de beslistermijn op grond van de WBV 2022/22 met negen maanden was verlengd. Eiseres betwistte de geldigheid van deze verlenging, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet en verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend, waardoor niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen. Het beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en bekendgemaakt op 22 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht zaaknummer: NL22.26938
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag.
Op 3 april 2023 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Het beroep van eiseres wordt geacht mede gericht te zijn tegen het inwilligend besluit.
Eiseres wil nu nog dat de rechtbank overgaat tot veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft op 1 juni 2023 op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Eiseres is op 30 december 2022 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. Op 1 juni 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op de aanvraag. Eiseres heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gehandhaafd en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft op 1 juni 2023 op dit verzoek gereageerd en aangegeven dat hij geen proceskosten aan eiseres wil betalen. Volgens verweerder is de ingebrekestelling van 14 december 2022 prematuur ingediend en daarom ongeldig.
3. De rechtbank geeft verweerder gelijk omdat sinds 27 september 2022 het besluit
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
met kenmerk WBV 2022/22 van kracht is.2 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023.
4. Eiseres betwist dat zich een situatie voordoet als bedoelt in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres vindt daarom dat verweerder met de WBV 2022/22 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat zij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze rechtbank van 24 maart 2023.3 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres heeft op 10 juni 2022 haar asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiseres valt dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2022/22 en de beslistermijn verstrijkt op 10 september 2023. De ingebrekestelling van 14 december 2022 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Er bestaat daarom geen aanleiding voor vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van O.G. Hulsman, griffier.
2 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.