ECLI:NL:RBDHA:2023:15979
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Somalische eiser wegens onvoldoende bewijs van identiteit en vrees voor vervolging
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 28 november 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 14 juli 2023 een afwijzing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelt het beroep op 24 augustus 2023 en concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht ongegrond heeft verklaard. De eiser stelt dat hij behoort tot een minderheidsclan en vreest voor vervolging bij terugkeer naar Somalië. Hij heeft originele documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn geboortedatum en identiteit, maar de staatssecretaris betwist de authenticiteit van deze documenten en stelt dat er geen betrouwbare persoonsregistratie in Somalië is.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de documenten niet voldoende bewijs leveren voor de geboortedatum van de eiser. Daarnaast wordt de vrees voor vervolging door de staatssecretaris als onvoldoende zwaarwegend aangemerkt. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn oordeel dat de verklaringen van de eiser over bedreigingen en rekrutering door een gewapende groep niet overtuigend zijn. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. De uitspraak wordt gedaan door mr. S. Kompier, rechter, en het beroep wordt ongegrond verklaard.