ECLI:NL:RBDHA:2023:16031

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.14045
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Eritrese eiseres na politieke uiting en de bewijslast voor vervolging bij terugkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres in Eritrea gevangen is gezet vanwege haar kritiek op de autoriteiten, wat volgens de rechtbank betekent dat zij zich politiek heeft geuit in de zin van de Kwalificatierichtlijn. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast voor de vraag of de eiseres bij terugkeer naar Eritrea opnieuw vervolgd zal worden, bij de verweerder ligt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd is met de wet, omdat de verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de eiseres bij terugkeer geen risico loopt op vervolging. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de eiseres opnieuw gehoord moet worden. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14045

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.H. Werink),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Mikolayczyk).

ProcesverloopBij besluit van 4 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres stelt van Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in Eritrea levenslang in militaire dienst moet en dat zij in Eritrea in de gevangenis is beland nadat zij kritiek uitte op de overheid.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 Identiteit, nationaliteit en herkomst;
 Militaire dienst;
 Legale uitreis;
 Politieke overtuiging, activiteiten en daaruit voortvloeiende problemen
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiseres in 1988 in Eritrea in militaire dienst is gegaan en dat zij altijd in militaire dienst heeft gezeten. Tevens acht verweerder geloofwaardig dat eiseres Eritrea legaal is uitgereisd met een visum voor familiebezoek in Zweden. Verweerder acht ongeloofwaardig dat eiseres negatief in de belangstelling is gekomen van de autoriteiten in Eritrea door haar politieke overtuiging. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Ten aanzien van de uitreis stelt eiseres dat het feit dat de Eritrese autoriteiten haar een kort verblijf van drie maanden in het buitenland hebben toegestaan, niet betekent dat zij zonder problemen zullen accepteren dat eiseres niet drie maanden maar bijna 10 jaar is weggebleven. Uit het huisarrest dat voor het vertrek van eiseres aan haar was opgelegd, kan worden afgeleid dat eiseres in de negatieve belangstelling van de autoriteiten stond, ook als deze straf niet streng werd gehandhaafd. Met de stelling van verweerder dat uit het feit dat de echtgenoot van eiseres met rust is gelaten sinds het vertrek van eiseres zou blijken dat zij niet in de negatieve belangstelling stond, gaat verweerder er volgens eiseres aan voorbij dat haar echtgenoot het regime trouw is gebleven en dat hij heeft aangegeven geen contact meer met eiseres te hebben. Verder stelt eiseres dat ervan uit moet worden gegaan dat de Eritrese autoriteiten weten dat zij zich heeft aangesloten bij een oppositiebeweging en verwijst in dit verband naar een in Zweden verricht onderzoek naar de controle van de Eritrese diaspora door de Eritrese autoriteiten. Nu verweerder geloofwaardig heeft geacht dat eiseres voor haar vlucht een half jaar gedetineerd heeft gezeten omdat zij zich kritisch had geuit, dient het uitgangspunt te zijn dat zij na terugkeer een gegronde vrees heeft om opnieuw bestraft te worden. Als verweerder dat betwist, is het aan verweerder om aannemelijk te maken dat eiseres bij terugkeer geen risico loopt. Voorts voert eiseres aan dat het voor de reactie van de autoriteiten bij een terugkeer niet van belang is of bij eiseres sprake is van een fundamentele politieke overtuiging of een minder diepgaande politieke overtuiging. Volgens eiseres maakt de uitspraak van het HvJ van de EU [1] van 12 januari 2023 [2] duidelijk dat verweerder een te streng criterium aanlegt als het gaat om de vraag of van eiseres verwacht mag worden dat zij haar mening voor zich houdt. Volgens eiseres heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat bij terugkeer van haar verwacht kan worden dat zij haar mening voor zich houdt. Tot slot heeft eiseres gewezen op de uitspraak van de ABRvS [3] van 16 februari 2022 [4] , waarin prejudiciële vragen zijn gesteld in verband met het begrip fundamentele politieke overtuiging.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres voor haar vertrek uit Eritrea gevangen is gezet vanwege kritiek op de autoriteiten. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat eiseres zich politiek heeft geuit in de zin van artikel 10, eerste lid, onder e, van de Kwalificatierichtlijn [5] . De rechtbank verwijst hiertoe naar rechtsoverweging 32 van het eerdergenoemde arrest van het HvJ van de EU van 12 januari 2023 waarin is overwogen dat ruime uitleg moet worden gegeven aan het begrip ‘politieke overtuiging. Volgens deze uitleg omvat het begrip ‘politieke overtuiging’ elke opvatting, gedachte of mening die, zonder noodzakelijkerwijs rechtsreeks en onmiddellijk politiek van aard te zijn, tot uiting komt in een handelen of nalaten dat door de in artikel 6 van de Kwalificatierichtlijn bedoelde actoren van vervolging aldus wordt opgevat dat het ziet op een aangelegenheid die verband houdt met die actoren of hun beleid en/of hun methoden en een uiting van oppositie of verzet daartegen vormt. Nu eiseres in Eritrea gevangen is gezet omdat zij zich politiek heeft geuit, is er sprake geweest van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Het feit dat iemand in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging of ernstige schade, is een duidelijke aanwijzing dat de vrees voor vervolging gegrond is en het risico op het lijden van ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Eiseres heeft terecht aangevoerd dat de bewijslast dat die vervolging zich bij terugkeer naar Eritrea niet opnieuw zal voordoen, bij verweerder ligt.
5. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit als in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb [6] voor vernietiging in aanmerking komt, nu verweerder zich in het bestreden besluit en ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat de gevangenschap van eiseres in Eritrea niet dient te worden aangemerkt als vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Het beroep is om die reden gegrond. De rechtbank zal onderzoeken of er aanleiding bestaat om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb.
6. De rechtbank ziet zich in dit verband voor de vraag gesteld of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat er niet opnieuw vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag zal plaatsvinden als eiseres terugkeert naar Eritrea. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in dit verband in de eerste plaats veel belang mogen hechten aan het feit dat eiseres Eritrea legaal is uitgereisd met een paspoort met een uitreisvisum. Op pagina 30 van het Algemeen ambtsbericht Eritrea van mei 2022 staat vermeld dat om een paspoort te kunnen verkrijgen je moet kunnen bewijzen dat je de dienstplicht hebt afgrond of dat je bent vrijgesteld van de dienstplicht. Verweerder heeft het terecht niet aannemelijk geacht dat eiseres in de negatieve belangstelling stond ten tijde van haar uitreis uit Eritrea. Eiseres is met toestemming van de Eritrese autoriteiten het land uitgereisd, terwijl bekend was bij de Eritrese autoriteiten dat eiseres destijds officieel nog in dienst was bij de overheid middels de dienstplicht en dat zij een gevangenisstraf had uitgezeten wegens de kritiek die zij had geuit. Dat eiseres gebruik zou hebben gemaakt van haar netwerk om een paspoort met uitreisvisum te verkrijgen, maakt het voorgaande niet anders.
7. Voorts heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat het niet aannemelijk is dat eiseres bij terugkeer als deserteur zal worden aangemerkt. De rechtbank verwijst in dit verband naar een uitspraak van de ABRvS van 20 juli 2022 [7] waarin is overwogen dat de dienstplicht geldt voor mannen en vrouwen in de leeftijd van 18 tot en met 50 jaar. Eiseres is inmiddels [leeftijd] en daarmee niet meer dienstplichtig. Verder is ook in dit verband van belang dat uit het Algemeen ambtsbericht Eritrea van mei 2022 blijkt dat om een paspoort te kunnen verkrijgen je moet kunnen bewijzen dat je de dienstplicht hebt afgrond of dat je bent vrijgesteld van de dienstplicht.
8. Voorts heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat niet aannemelijk is dat eiseres vanwege de door haar verrichte politieke activiteiten in Zweden in de negatieve belangstelling is komen te staan van de Eritrese autoriteiten. Uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij lid was van een oppositiepartij in Zweden, maar dat zij een marginale rol heeft vervuld binnen deze partij en dat zij zelf nooit problemen heeft ervaren vanwege haar politieke betrokkenheid in Zweden. Eiseres is gedurende haar periode van lidmaatschap van de oppositiepartij, van 2014 tot 2021, slechts aanwezig geweest bij zo’n vijf demonstraties en drie of vier bijeenkomsten. Ook heeft zij verklaard dat zij lid was, maar geen taken had. Verweerder heeft dit niet ten onrechte aangemerkt als zeer beperkte activiteiten voor de lange periode dat eiseres lid was van de oppositiepartij. Ook is niet gebleken dat eiseres zich in Nederland politiek heeft geuit. Eiseres heeft geen concrete aanleiding aangevoerd waaruit blijkt dat de Eritrese autoriteiten van haar activiteiten in Zweden op de hoogte zouden zijn. De enkele niet onderbouwde stelling dat de Eritrese autoriteiten hiervan wel op de hoogte zijn, is onvoldoende voor een ander oordeel.
9. Verweerder heeft evenwel onvoldoende gemotiveerd waarom van eiseres bij terugkeer naar Eritrea terughoudendheid mag worden verwacht in het uiten van haar politieke ideeën om problemen te voorkomen. Verweerder heeft op dit punt eiseres niet bevraagd. Eiseres stelt in de gronden van beroep dat zij voornemens is zich te uiten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten onrechte niet bij het bestreden besluit betrokken op welke wijze eiseres uiting wenst te geven aan haar politieke ideeën.
10. Gezien het voorgaande is het beroep gegrond en worden de rechtsgevolgen niet in stand gelaten. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen en eiseres opnieuw te horen. Verweerder dient in kaart te brengen op welke wijze eiseres voornemens is haar politieke ideeën te uiten bij een terugkeer naar Eritrea. Bij het nemen van een nieuw besluit kan verweerder de uitspraak van het HvJ van de EU van 21 september 2023 [8] betrekken.
11. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb [9] voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr.Y. van Wijk, griffier.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie
2.ECLI:EU:C:2023:13
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
5.Richtlijn 2011/95
6.Algemene wet bestuursrecht
8.ECLI:EU:C:2023:688
9.Besluit proceskoten bestuursrecht