ECLI:NL:RBDHA:2023:16035
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres op 12 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat eiseres ertoe heeft aangezet om op 22 mei 2023 beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:12, tweede lid, van de Awb een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. Eiseres heeft de staatssecretaris op 6 mei 2023 in gebreke gesteld, maar de staatssecretaris stelt dat het beroep niet ontvankelijk is omdat de termijn van twee weken na de ingebrekestelling nog niet was verstreken op het moment van indienen van het beroep. De staatssecretaris wijst erop dat 19 mei 2023, de datum waarop de termijn eindigde, gelijkgesteld is met een algemeen erkende feestdag, waardoor de termijn is verlengd tot 22 mei 2023.
De rechtbank concludeert dat het beroepschrift prematuur is ingediend, omdat de beslistermijn op het moment van indienen nog liep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.