ECLI:NL:RBDHA:2023:16035

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.15132
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres op 12 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat eiseres ertoe heeft aangezet om op 22 mei 2023 beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:12, tweede lid, van de Awb een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. Eiseres heeft de staatssecretaris op 6 mei 2023 in gebreke gesteld, maar de staatssecretaris stelt dat het beroep niet ontvankelijk is omdat de termijn van twee weken na de ingebrekestelling nog niet was verstreken op het moment van indienen van het beroep. De staatssecretaris wijst erop dat 19 mei 2023, de datum waarop de termijn eindigde, gelijkgesteld is met een algemeen erkende feestdag, waardoor de termijn is verlengd tot 22 mei 2023.

De rechtbank concludeert dat het beroepschrift prematuur is ingediend, omdat de beslistermijn op het moment van indienen nog liep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15132

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
mede namens haar minderjarige zoon:

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Eiseres heeft op 12 oktober 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Eiseres heeft op 22 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris).

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Voordat eiseres beroep kan instellen tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, moet eiseres schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op haar aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan eiseres beroep instellen.
5. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 12 oktober 2022. De staatssecretaris heeft de beslistermijn op 7 november 2022 verlengd naar zes maanden. Dat betekent dat de beslistermijn op 12 april 2023 is verstreken. Bij brief van 6 mei 2023 heeft eiseres de staatssecretaris in gebreke gesteld.
6. In het verweerschrift stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat het beroep niet ontvankelijk is, omdat op het moment van het indienen daarvan nog geen twee weken waren verstreken na de dag waarop eiseres de staatssecretaris schriftelijk heeft medegedeeld dat hij in gebreke is. De termijn van twee weken zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder b van de Awb zou volgens de staatssecretaris eindigen op 19 mei 2023. Die dag is echter gelijkgesteld met een algemeen erkende feestdag, waardoor de termijn is geëindigd op 22 mei 2023 en pas op en na 23 mei 2023 een beroep niet tijdig beslissen kon worden ingediend. De staatssecretaris wijst op de Algemene termijnenwet (Atw) en het Besluit gelijkstelling van 28 april 2023, 19 mei 2023, 10 mei 2024, 27 december 2024 en 30 mei 2025 (het Besluit gelijkstelling).
7. Op grond van artikel 3, eerste lid van de Atw zijn de algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei.
8. Op grond van artikel 3, derde lid van de Atw kunnen bepaalde dagen voor de toepassing van deze wet met de in het eerste lid genoemde dagen gelijk worden gesteld. Met het Besluit gelijkstelling is – voor zover hier van belang – 19 mei 2023 gelijkgesteld met een algemeen erkende feestdag.
9. De rechtbank stelt vast dat de in artikel 6:12, tweede lid, onder b van de Awb genoemde termijn eindigde op (vrijdag) 19 mei 2023. Die datum is met het Besluit gelijkgesteld met een algemeen erkende feestdag, zodat de termijn, gelet op de hiervoor genoemde artikelen uit de Atw, is verlengd tot en met (maandag) 22 mei 2023. Dat betekent dat de staatssecretaris in dit geval uiterlijk op maandag 22 mei 2023 moest beslissen. Dit betekent dat op 22 mei 2023, de dag dat eiseres het beroepschrift heeft ingediend, de beslistermijn nog liep. Het beroepschrift is prematuur ingediend omdat nog niet was voldaan aan de in artikel 6:12, tweede lid van de Awb gestelde voorwaarden.
10. Gelet op het voorgaande is het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.