ECLI:NL:RBDHA:2023:16037

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
NL22.22391
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag. Eiser, geboren op een onbekende datum en van Marokkaanse nationaliteit, had op 4 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Na een periode van inactiviteit van de staatssecretaris, heeft eiser op 14 oktober 2022 de staatssecretaris in gebreke gesteld. Vervolgens heeft hij op 2 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Echter, op 2 augustus 2023 heeft de staatssecretaris meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld. De wettelijke beslistermijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag is verstreken, en eiser heeft niet meer gereageerd na zijn vertrek op 25 juli 2023.

De rechtbank concludeert dat, gezien het feit dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor heeft hij geen rechtens te beschermen belang bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.22391

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Eiser heeft op 4 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris).
Bij brief van 14 oktober 2022 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 2 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Bij brief van 2 augustus 2023 heeft de staatssecretaris laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
De staatssecretaris heeft op 4 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze wettelijke beslistermijn is verstreken, dat eiser verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
5. Een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag houdt naar zijn aard in dat eiser zich niet kan verenigen met het niet binnen de beslistermijn nemen van een besluit op de aanvraag. Als eiser daarbij geen nadere beroepsgronden indient, kan de rechtbank daarom in elk geval uitspraak doen over de vraag of de beslistermijn is verstreken.
6. Op basis van de stukken in het dossier stelt de rechtbank vast dat eiser op 25 juli 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en hierna niet meer is verschenen.
7. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. Slechts dan kan procesbelang worden aangenomen.
8. Uit het dossier blijkt dat eiser op 25 juli 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en hierna niet meer is verschenen. Niet gesteld of gebleken is dat eiser ten tijde van het ingestelde beroep nog contact onderhield met zijn gemachtigde. Er moet daarom vanuit worden gegaan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Hierom heeft hij geen rechtens te beschermen belang bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
9. Gelet op het voorgaande is het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.