ECLI:NL:RBDHA:2023:16037
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag. Eiser, geboren op een onbekende datum en van Marokkaanse nationaliteit, had op 4 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Na een periode van inactiviteit van de staatssecretaris, heeft eiser op 14 oktober 2022 de staatssecretaris in gebreke gesteld. Vervolgens heeft hij op 2 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Echter, op 2 augustus 2023 heeft de staatssecretaris meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld. De wettelijke beslistermijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag is verstreken, en eiser heeft niet meer gereageerd na zijn vertrek op 25 juli 2023.
De rechtbank concludeert dat, gezien het feit dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor heeft hij geen rechtens te beschermen belang bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.