In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, ingediend op 1 maart 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft op 14 september 2022 verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken voordat het beroep is ingesteld. Dit maakt het beroep kennelijk gegrond.
Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen en om een dwangsom op te leggen voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft. De rechtbank oordeelt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500, voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.