ECLI:NL:RBDHA:2023:16340

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.30072
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen overdrachtsbesluit aan Duitsland in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een overdrachtsbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.B. Ullah, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 augustus 2023, waarin werd bepaald dat zij zou worden overgedragen aan de autoriteiten van Duitsland. Eiseres had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze werd door verweerder niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor haar asielaanvraag.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen op 3 en 10 oktober 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overdracht aan Duitsland in overeenstemming is met de Dublinverordening en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorg die eiseres in Duitsland zal ontvangen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij vreest voor haar medische situatie en dat de opvang in Duitsland ondermaats is, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze gronden niet voldoende zijn om de overdracht te blokkeren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 oktober 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummers: NL23.30072
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiseres] ,eiseres V-nummers: [V-nummer] (gemachtigde: mr. M.B. Ullah),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Overwegingen

1. Bij besluit van 23 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres zal worden overgedragen aan de autoriteiten van Duitsland. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
1.1.
Op 27 augustus 2023 heeft eiseres een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel gedaan. Verweerder heeft op 15 september 2023 besloten dat eiseres’ aanvraag niet in behandeling zal worden genomen, omdat verweerder van mening is dat Duitsland verantwoordelijk is voor haar asielaanvraag.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.30075, op 3 oktober 2023 en 10 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Op 10 oktober 2023 is als tolk verschenen S. Abraha.

Overwegingen

2. In het bestreden besluit bepaalt verweerder dat eiseres gelet op het bepaalde in artikel 18, eerste lid, onder c, van de Dublinverordening zal worden overgedragen aan de Duitse autoriteiten. In dit geval heeft verweerder een terugnameverzoek naar Duitsland verstuurd. Duitsland heeft dit verzoek geaccepteerd. De kennisgeving van dit overdrachtsbesluit heeft conform artikel 26, eerste lid, van de Dublinverordening plaatsgevonden.
3. Eiseres is het niet eens met dit besluit en heeft hiertegen beroepsgronden ingediend. De rechtbank bespreekt deze beroepsgronden hieronder.
Malta
4. Eiseres heeft in haar beroepsgronden aangevoerd dat ze vreest vanuit Duitsland overgedragen te worden naar Malta, omdat zij eerder is geclaimd op Malta. Deze beroepsgrond is, onder andere gelet op het claimakkoord met Duitsland, ter zitting ingetrokken.
Opvang in Duitsland
5. Eiseres voert aan dat de opvang in Duitsland ondermaats is. Eiseres verwijst hierbij naar de arresten Jawo en Ibrahim van het Hof van Justitie van de Europese Unie van
19 maart 2019.1
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres ten tijde van het bestreden besluit geen procedure omtrent een asielaanvraag had lopen in Nederland. Uit artikel 26 van de Dublinverordening volgt dat een overdrachtsbesluit slechts een kennisgeving aan de vreemdeling is dat zij wordt overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat, als de vreemdeling geen asielaanvraag in Nederland heeft ingediend. Hierbij hoeft verweerder niet te toetsen of de overdracht in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), dan wel met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Hv). Als de vreemdeling vreest bij overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat in een met de hiervoor genoemde artikelen strijdige situatie terecht te komen, kan zij dat laten beoordelen in een procedure op basis van een daartoe in Nederland ingediend asielverzoek. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 maart 2015.2 Dit heeft eiseres nadien ook gedaan. Het is de rechtbank namelijk gebleken dat eiseres daags na het bestreden besluit een (opvolgende) asielaanvraag heeft ingediend, die met het besluit van 15 september 2023 is afgewezen. Daarin is een beoordeling verricht van de artikelen 3 EVRM en 4 Hv. De gemachtigde die haar in die procedure bijstaat, heeft geen beroep tegen dat besluit ingediend. Die beoordeling is daarmee afgerond. De rechtbank hoeft daarom in deze procedure niet inhoudelijk op de beroepsgronden van eiseres in te gaan omdat deze buiten de omvang van dit geding zijn gelegen. De beroepsgrond slaagt niet.
Medisch
7. Eiseres stelt dat zij niet kan worden overgedragen aan Duitsland, gelet op haar medische situatie. Ze is mentaal niet gezond. Ze heeft eerder ongeveer twee maanden in een opvang in Duitslang verbleven maar kon daar niet aarden. De lucht was niet goed voor haar. Ze zal het daar niet redden.
8. Hoewel de rechtbank ook aan de toetsing van deze grond aan artikel 3 EVRM en artikel 4 Hv dus niet toekomt, ziet de rechtbank in dit specifieke geval aanleiding om het standpunt omtrent de medische situatie van eiseres te toetsen aan artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank overweegt in dit kader dat uit het dossier blijkt dat eiseres tijdens haar eerdere verblijf in Duitsland niet naar de medische dienst is gegaan, ondanks dat ze wist dan men haar wel wilde helpen. Verder blijkt dat zij in 2013 een suïcidepoging heeft gedaan. Uit het overgelegde patiëntendossier van 9 oktober 2023 blijkt niet dat ze
1. ECLI:EU:C:2019:218 en ECLI:EU:C:2019:219.
momenteel onder behandeling staat van een specialist of dat ze medicatie gebruikt. Wel blijkt daaruit dat ze wordt gemonitord doordat ze uitspraken doet over zelfmoord en omdat ze slecht eet en drinkt. De arts schrijft daarover dat geen sprake is van suïcidaliteit; eiseres en tolk hebben de arts uitgelegd dat het binnen de Eritrese cultuur gewoon is dergelijke uitspraken te doen bij groot verdriet. Tijdens de zitting heeft eiseres bevestigd dat ze wordt bezocht door een psycholoog en een dokter, die bij haar polsen hoe het met haar gaat. Ze geeft aan dat het momenteel naar omstandigheden goed gaat, ze wel depressief is en dat ze stress ervaart door de omstandigheden waarin ze verkeert en de dreigende overdracht. Ze zegt dood te willen en zelfmoord te willen gaan plegen.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het ter zitting geuite standpunt dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Duitsland in redelijkheid heeft kunnen innemen.
10. Het is aan eiseres om met objectieve gegevens de bijzondere ernst van haar gezondheidstoestand van een overdracht aan te tonen. Het door eiseres overgelegde patiëntendossier noch haar eigen verklaringen geven aanleiding om het op verzoek om internationale bescherming (alsnog) in behandeling te nemen Ondanks dat het voor de rechtbank duidelijk is dat zij lijdt en dat zij suïcidale gedachtes uit, acht de rechtbank het aannemelijk dat deze gedachtes cultureel verklaard kunnen worden. Van belang is dat zij ook in Duitsland gemonitord en desgewenst begeleid kan worden.
11. Verweerder mag er daarom van uitgaan dat zich bij overdracht aan Duitsland geen ernstige problemen zullen voordoen.
12. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er dan ook van uitgaan dat de medische checks, en indien nodig de begeleiding, in Duitsland uitgevoerd kunnen worden. In het bestreden besluit is vermeld dat verweerder op grond van artikel 32 van de Dublinverordening met toestemming van eiseres haar medische gegevens kan uitwisselen met de Duitse autoriteiten, waarmee zij voor de overdracht worden geïnformeerd over haar medische behoeften. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.