ECLI:NL:RBDHA:2023:16540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
NL23.31387
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen buiten behandeling stelling asielaanvraag en inreisverbod wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het buiten behandeling stellen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft op 3 december 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 27 september 2023 buiten behandeling gesteld, omdat eiser op 25 augustus 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft op 20 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank overweegt dat eiser geen procesbelang meer heeft bij het beroep, aangezien hij met onbekende bestemming is vertrokken en er geen bewijs is dat hij nog prijs stelt op bescherming in Nederland. De gemachtigde van eiser heeft erkend dat hij geen contact met eiser heeft kunnen krijgen na diens vertrek. De rechtbank concludeert dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen de buiten behandeling stelling van zijn asielaanvraag, noch bij de inhoudelijke beoordeling van het terugkeerbesluit en inreisverbod.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31387

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het buiten behandeling stellen van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Hij heeft op 3 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 27 september 2023 buiten behandeling gesteld. De staatssecretaris heeft ook bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en aan hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Het bestreden besluit

2. De staatssecretaris heeft eisers aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000. Uit informatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers is namelijk gebleken dat eiser op 25 augustus 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Niet is gebleken dat eiser een geldige reden heeft om zonder toestemming te vertrekken.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de buiten behandeling stelling van de asielaanvraag en het opleggen van het terugkeerbesluit en het inreisverbod. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep.
5. Volgens vaste rechtspraak moet er, als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, in beginsel vanuit worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezocht bescherming in Nederland. [1] Dit is slechts anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft en waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dat kader moeten worden gemaakt.
6. De gemachtigde van eiser heeft niet weersproken dat eiser op 25 augustus 2023 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang. De gemachtigde erkent in de beroepsgronden dat hem niet bekend is waar eiser verblijft. Ter zitting heeft de gemachtigde verklaard dat het hem niet is gelukt om na 25 augustus 2023 contact met eiser te krijgen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de aanvankelijk door hem gezochte bescherming in Nederland en geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het onderhavige beroep tegen de buitenbehandelingstelling van de asielaanvraag.
7. Eiser heeft ook geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het aan hem opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod. De stelling van eisers gemachtigde dat het terugkeerbesluit en inreisverbod niet terecht zijn omdat rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat eiser Nederland en de EU heeft verlaten, dan wel dat eiser mogelijk niet in staat zou zijn om contact met zijn gemachtigde te onderhouden, leidt niet tot een ander oordeel. Volgens vaste rechtspraak houdt een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken belang bij een inhoudelijke beoordeling van een bij een asielbesluit uitgevaardigd inreisverbod als hij in ieder geval contact met zijn gemachtigde onderhoudt voordat de rechtbank het onderzoek sluit. [2] Dat heeft eiser niet gedaan. De gemachtigde heeft zijn stelling dat eiser mogelijk niet in staat is om contact te onderhouden niet geconcretiseerd of onderbouwd.
8. Ter zitting heeft eisers gemachtigde toegelicht dat hij zich nog steeds gemachtigd voelt om namens eiser op te treden, omdat de Raad voor Rechtsbijstand hem aan eiser heeft gekoppeld. Deze koppeling blijft volgens de gemachtigde gedurende de gehele asielprocedure en bij een eventuele opvolgende aanvraag bestaan. Volgens de gemachtigde is geen sprake van een effectief rechtsmiddel als hij niet namens eiser beroep mag instellen tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod
.Naar het oordeel van de rechtbank leidt de stelling dat de gemachtigde nog steeds gemachtigd zou zijn om namens eiser beroep in te stellen niet automatisch tot de conclusie dat eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van het onderhavige beroep. Hiervoor moet immers voldaan worden aan wat de onder 5 en 7 genoemde jurisprudentie vermeldt. Dat de rechtbank oordeelt dat eiser daaraan niet voldoet en daarom geen procesbelang heeft bij het beroep, betekent niet dat geen sprake is van een effectief rechtsmiddel. De daarvoor in de jurisprudentie vastgestelde drempels zijn niet onnodig hoog.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579)
2.Zie de uitspraken van de Afdeling van 16 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2090) en