ECLI:NL:RBDHA:2023:16543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
NL23.29821
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, waarbij Estland als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting van 3 oktober 2023, waar de gemachtigde van de Staatssecretaris wel aanwezig was.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser had aangevoerd dat zijn asielaanvraag in Estland was afgewezen en dat er een hoger beroep loopt bij de hoogste rechter in Estland. Hij stelde dat Estland geen adequaat beschermingsbeleid heeft voor Russische dienstplichtigen en dat hij een reëel risico op indirect refoulement loopt. De rechtbank legt uit dat de bewijslast voor het aannemelijk maken van een reëel risico op indirect refoulement bij de vreemdeling ligt. Eiser heeft echter niet voldoende bewijs geleverd dat het beschermingsbeleid in Estland evident en fundamenteel verschilt van dat in Nederland.

De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico op indirect refoulement loopt. De rechtbank wijst erop dat er in Estland een inhoudelijke toetsing van zijn asielverzoek zal plaatsvinden en dat het niet op voorhand evident is dat hij in Nederland wel internationale bescherming zou krijgen, terwijl dit in Estland niet het geval zou zijn. De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser kan worden overgedragen aan Estland, zonder recht op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.29821
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van
15 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Estland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Estland een verzoek om terugname gedaan. Estland heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Indirect refoulement
4. Eiser voert aan dat zijn asielaanvraag in Estland is afgewezen. Er loopt nog een appel bij de hoogste rechter in Estland. Estland heeft geen apart beleid voor Russische dienstplichtigen en ook geen bijzonder beleid voor mensen die zich kritisch uitlaten op social media. In tegenstelling tot Nederland, daar is een besluitmoratorium voor Russische dienstplichtigen. Daarnaast kent Nederland ook bijzonder beleid voor politieke activisten die kritiek leveren op de overheid. Deze zijn immers als risicogroep aangemerkt. De beoordeling is gezien het Nederlandse beleid anders, de drempel ligt dan significant lager, waardoor er ook een significant verschil in bescherming bestaat. Hierdoor loopt eiser een reëel risico op indirect refoulement, waardoor eiser niet kan worden overgedragen aan Estland.
5. De rechtbank overweegt als volgt. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 6 juli 20222 is het toetsingskader uiteengezet voor zaken waarin een vreemdeling betoogt dat hij bij overdracht aan een andere lidstaat indirect een reëel risico loopt op refoulement. De bewijslast om een reëel risico op indirect refoulement aannemelijk te maken, ligt bij de vreemdeling. Om aan de bewijslast te voldoen moet een vreemdeling in de eerste plaats algemene informatie overleggen waaruit voldoende concrete aanknopingspunten volgen dat het beschermingsbeleid in de verantwoordelijke lidstaat evident en fundamenteel verschilt van het beleid dat door de Nederlandse autoriteiten wordt gevoerd. Dat evidente en fundamentele verschil moet erin gelegen zijn dat op voorhand duidelijk is - dus zonder een inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag - dat een vreemdeling in de verantwoordelijke lidstaat op grond van het algemene beschermingsbeleid geen internationale bescherming krijgt, terwijl hij dat in Nederland in beginsel wel krijgt. Alleen dan kan wegens het verschil in beschermingsbeleid sprake zijn van een fundamentele systeemfout, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt in de zin van het arrest Jawo, punt 91 tot en met 93.3 Naast een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid moet een vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren brengen waaruit blijkt dat niet alleen het bestuursorgaan maar ook de rechter in de verantwoordelijke lidstaat hem niet zal beschermen tegen refoulement. Dat kan een vreemdeling in de eerste plaats doen door een voor hem negatieve uitspraak van de hoogste rechter in de verantwoordelijke lidstaat over te leggen waaruit volgt dat die rechter van oordeel is dat hij kan terugkeren naar het land van herkomst. In de tweede plaats kan een vreemdeling het ontbreken van bescherming door de rechter in de verantwoordelijke lidstaat aannemelijk maken door algemene informatie over te leggen waaruit volgt dat de rechterlijke procedure in de verantwoordelijke lidstaat niet effectief is.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico op indirect refoulement loopt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het beschermingsbeleid van Estland evident en fundamenteel verschilt van het beleid in Nederland. Eiser heeft het toepasselijke Estse beleid niet overgelegd. Uit de Google- vertaling van de uitspraak van de Estse rechtbank die eiser heeft overgelegd, blijkt dat er een inhoudelijke toetsing heeft plaatsgevonden. Ook in Nederland zal eiser een inhoudelijke behandeling van zijn asielverzoek krijgen, waarin de vraag voorligt of eiser dienstplichtig is. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit weliswaar op het standpunt gesteld dat het besluitmoratorium als bedoeld in de WBV 2023/174 niet meer van kracht is maar heeft
3 Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
tijdens de zitting aangegeven dat dit niet klopt. Het moratorium is op 22 december 2022 namelijk verlengd tot 21 december 2023.4 Zoals verweerder ter zitting heeft medegedeeld, is het echter nog steeds niet op voorhand evident of eiser in deze categorie valt, dit oordeel vereist namelijk een nadere individuele beoordeling. Eiser heeft verder ook niet onderbouwd waarom hij een politiek activist zou zijn, als bedoeld in paragraaf C7/29 van de Vreemdelingencirculaire (Vc). Het is dan ook niet op voorhand te zeggen dat eiser in Nederland in beginsel wel internationale bescherming zou krijgen, terwijl hij dit in Estland in beginsel niet zou krijgen. Daarnaast loopt in Estland nog het hoger beroep tegen de uitspraak van de Estse rechtbank. Het is niet gebleken dat deze rechtelijke bescherming niet effectief zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Estland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
4 Besluit verlengen besluitmoratorium en vertrekmoratorium dienstplichtige vreemdelingen [...]aan de dienstplicht en dit niet langer willen doen.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 oktober 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.