In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres, van Syrische nationaliteit, had eerder internationale bescherming in Zweden, maar haar verblijfsvergunning was verlopen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat eiseres nog steeds internationale bescherming geniet op basis van gegevens uit het Eurodac-systeem. Eiseres heeft geen overtuigende bewijsstukken overgelegd die haar stelling dat haar verblijfsvergunning in Zweden is verlopen onderbouwen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de verblijfsrechtelijke status van eiseres in Zweden, gezien het beperkte tijdsverloop tussen het Eurodac-onderzoek en het voornemen van de staatssecretaris. Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van eiseres met betrekking tot artikel 8 van het EVRM verworpen, omdat er geen sprake was van een schending van dit artikel in de huidige situatie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.