ECLI:NL:RBDHA:2023:16621
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag verblijfsdocument op basis van Vreemdelingenwet 2000
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag van 20 juli 2021 om de afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) waaruit een afgeleid verblijfsrecht blijkt. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met zijn besluit van 23 december 2021 afgewezen, omdat er sprake was van een herhaalde aanvraag. Met het bestreden besluit van 21 oktober 2022 heeft de staatssecretaris deze afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.
De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris terecht uit is gegaan van een herhaalde aanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Het beroep is ongegrond. Eiser had op 3 juli 2018 een eerste aanvraag ingediend, die op 5 maart 2019 was afgewezen op grond van gevaar voor de openbare orde. Eiser is in beroep gegaan, maar dit beroep is op 19 mei 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft op 20 juli 2021 opnieuw een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris is afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren.
Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft overwogen dat er sprake is van een herhaalde aanvraag en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn. Hij verwijst naar stukken van Limor en GGZ Delfland, maar de rechtbank oordeelt dat deze stukken geen relevante nieuwe feiten of omstandigheden bevatten. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.