ECLI:NL:RBDHA:2023:16632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
NL22.8008
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van een Somalië geboren eiseres met beperkte cognitieve vermogens

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de asielaanvraag van een Somalië geboren eiseres behandeld. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij heeft gewezen op haar beperkte cognitieve vermogens. De rechtbank heeft de zaak op 20 oktober 2023 behandeld en na afloop van de zitting een voorlopig oordeel gegeven. De rechtbank constateert dat het Medifirst-advies, dat door verweerder is ingeroepen, niet inzichtelijk en onvolledig is. Dit advies is niet adequaat betrokken bij de besluitvorming, waardoor de rechtbank het besluit onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd acht. De rechtbank benadrukt dat verweerder zich moet vergewissen van de bijzondere procedurele waarborgen die eiseres nodig heeft, gezien haar beperkte cognitieve vermogens. De rechtbank wijst erop dat de verpleegkundige en arts van Medifirst niet hebben onderkend wat het doel van het advies is en dat de geconstateerde beperkingen niet zijn meegenomen in de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres. De rechtbank besluit dat het besluit van verweerder vernietigd wordt en dat eiseres in de gelegenheid wordt gesteld om een verblijfsvergunning op reguliere gronden aan te vragen, terwijl verweerder deze aanvraag moet beoordelen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.8008 T

Tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], geboren op [geboortedatum] 1985 te Somalië, eiseres

V-nummer: [v-nummer]
mede namens haar minderjarige zoon
[eiseres],geboren op [geboortedatum] 2013 in Egypte,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. Theodoulou-Ossenbruggen).

Procesverloop

Bij besluit van 4 mei 2022 heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde asielprocedure als kennelijk ongegrond afgewezen. Verweerder heeft in dit besluit tevens bepaald dat eiseres Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland onmiddellijk dient te verlaten en heeft aan eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na afloop van de behandeling ter zitting heeft de rechtbank een voorlopig oordeel gegeven en ook reeds aangegeven dat het onderzoek niet wordt gesloten, omdat de rechtbank een tussenuitspraak zal doen.

Overwegingen

1. Eiseres heeft haar eerste asielaanvraag ingediend op 20 juli 2020. Op 28 juli 2020 heeft zij een “aanmeldgehoor Dublin” gehad. Omdat verweerder eiseres niet binnen overdrachtstermijn aan Duitsland heeft overgedragen, heeft verweerder eiseres op 21 maart 2021 medegedeeld dat haar asielaanvraag in de nationale procedure wordt behandeld.
2. Verweerder heeft een “advies horen en beslissen” aan Medifirst gevraagd, heeft eiseres gehoord en in het relaas van eiseres één element geduid, te weten “de identiteit, nationaliteit en herkomst”. Verweerder acht dit element niet geloofwaardig, omdat eiseres geen identificerende documenten heeft overgelegd en haar dit aangerekend wordt. Eiseres heeft volgens verweerder voorts wisselend verklaard over de documenten die zij al dan niet in bezit heeft gehad en eisers had volgens verweerder bovendien nieuwe documenten kunnen verkrijgen, omdat zij sinds 2015 in de Unie is. Eiseres heeft volgens verweerder zeer tegenstrijdig en summier verklaard over haar identiteit, nationaliteit en herkomst, zonder hiervoor een verschoonbare reden te hebben. Omdat eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft weten te maken, is zij niet gehoord over mogelijke vluchtmotieven en komt zij niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op asielgerelateerde gronden.
3. Gemachtigde van eiseres heeft vanaf aanvang van de procedure en bij herhaling gewezen op de (beperkte) cognitieve vermogens van eiseres. In de correcties en aanvullingen van 18 maart 2022 op het aanmeldgehoor, heeft gemachtigde onder meer gemotiveerd en onder verwijzing naar voorbeelden aangegeven dat eiseres een aantal basale begrippen niet kent, niet kan lezen en niet kan schrijven, geen besef van tijd heeft en vrijwel niet begrijpt wat haar gevraagd wordt. In de zienswijze van 29 maart 2022 heeft gemachtigde van eiseres onder meer aangegeven dat het bespreken van het voornemen niet goed mogelijk is, omdat eiseres “werkelijk geen idee had waar het gesprek over ging”, dacht reeds een vergunning te hebben en dacht dat de jeugdzorgmedewerker van haar zoon haar advocaat was. Eiseres heeft ook zeker 8 keer gezegd dat gemachtigde de vragen die ze stelde maar aan haar advocaat moest vragen. Een COa-medewerker heeft gemachtigde geïnformeerd dat eiseres niet zelfstandig met de trein van Maastricht naar Roermond kan reizen vanwege haar beperkte cognitieve vermogens en daarom niet naar het kantoor van gemachtigde kan komen. De gemachtigde van eiseres heeft in de zienswijze vermeld dat het erop lijkt dat eiseres zwakbegaafd is. In de zienswijze wordt herhaald dat gemachtigde de indruk heeft dat eiseres zeer weinig begrijpt, haar begripsvermogen uiterst beperkt is en als zij een vraag krijgt die ze niet begrijpt, dit niet kenbaar maakt maar een willekeurig antwoord lijkt te geven en de vraag korte tijd later op andere wijze beantwoord. Gemachtigde heeft aangegeven dat, indien zij eiseres hiermee confronteert, eiseres niet begrijpt wat het probleem is. Gemachtigde wijst er op dat in Medifirst-rapport, ondanks het korte tijdsbestek waarin met eiseres is gesproken, is onderkend dat eiseres moeite heeft met begrijpen, zij niet altijd antwoord kan geven, analfabeet is en concentratieproblemen heeft. In de zienswijze is aangegeven dat duidelijk is dat eiseres niet in staat is eenduidig en concreet te verklaren. Eiseres heeft in het nader gehoor aangegeven de tolk goed te verstaan, maar dit is niet hetzelfde als het begrijpen wat de tolk vraagt. Eiseres heeft aangegeven in staat te zijn om te worden gehoord, maar heeft niet in de gaten dat de antwoorden niet correct zijn, omdat ze daar geen inzicht in heeft. Eiseres heeft bovendien nooit in Somalië gewoond, zodat ze ook niets over Somalië kan vertellen. Gemachtigde heeft in de zienswijze vele voorbeelden gegeven waaruit, naar haar zeggen, blijkt dat eiseres een zeer beperkt begripsvermogen heeft en overkomt als zwakbegaafd. Gemachtigde heeft hieraan toegevoegd dat eiseres niet in staat is om in een nader gehoor een groot aantal vragen die achter elkaar gesteld wordt, te beantwoorden. Gemachtigde verzoekt verweerder alvorens te beslissen op de asielaanvraag, een onderzoek in te stellen naar de geestesvermogens van eiseres. Tevens wijst gemachtigde van eiseres, reeds in de zienswijze, op de omstandigheid dat de minderjarige zoon van eiseres onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst. Op 11 april 2022 heeft gemachtigde van eiseres onder de meer de beschikking van deze rechtbank, zittingsplaats Maastricht, van 12 januari 2022 overgelegd waaruit blijkt dat de kinderrechter de ondertoezichtstelling van de zoon van eiseres en de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verlengd.
In de beroepsgronden heeft gemachtigde van eiseres wederom gewezen op de beperkte cognitieve vermogens van eiseres en het niet in staat zijn om eenvoudige vragen te begrijpen. Eiseres heeft bij de bespreking van het besluit wederom aangegeven niet te begrijpen waar het gesprek over gaat, omdat zij reeds “een verblijfsvergunning voor Nederland” zou hebben. Gemachtigde van eiseres heeft aangegeven dat zij van een medewerker van het COa en een medewerker van Nidos -kort gezegd- vergelijkbare ervaringen heeft vernomen en heeft ook een brief overgelegd om dit standpunt te onderbouwen. Gemachtigde heeft aangegeven dat uit de verklaringen van de gezinsvoogd, die gedurende ruim een jaar op regelmatige basis contact heeft met eiseres, blijkt dat eiseres psychische hulp en behandeling nodig heeft, maar dat dit niet mogelijk is omdat eiseres ook hulp nodig heeft bij het nakomen, het feitelijk gaan naar de afspraken en het inzien van het belang van deze afspraken. Medifirst heeft slechts kort met eiseres gesproken en reeds een aantal problemen gesignaleerd waaruit blijkt dat eiseres niet in staat is om adequaat te verklaren.
Gemachtigde van eiseres heeft voorts alle tegenwerpingen van verweerder in de door verweerder verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling gemotiveerd betwist.
Eiseres heeft pas na het uitbrengen van het voornemen begrepen dat er niet gelijktijdig een asielaanvraag voor haar zoon was ingediend. Haar zoon heeft inmiddels een verblijfsvergunning. Indien het aan eiseres opgelegde inreisverbod wordt gehandhaafd, kan zij geen gezinsleven met haar zoon uitoefenen. Thans is weliswaar een kinderbeschermingsmaatregel opgelegd, maar dat doet niet af aan de omstandigheid dat het ook in belang van haar zoon is dat het inreisverbod niet wordt gehandhaafd. Het niet verlenen van een verblijfsvergunning is in strijd met artikel 8 van het EVRM. De kinderbeschermingsmaatregel kan niet worden overgedragen aan Somalië of Djibouti, dus haar zoon hoeft Nederland niet te verlaten. Verweerder kan het ambtshalve beoordelen of eiseres een verblijfsvergunning op reguliere gronden dient te krijgen vanwege de vergunning van haar zoon niet achterwege laten, enkel omdat pas na het voornemen duidelijk is geworden dat eiseres niet mede namens haar zoon een asielaanvraag heeft ingediend.
4. Verweerder heeft eiseres gehoord en is onverkort uitgegaan van de verklaringen die eiseres heeft afgelegd. Verweerder heeft vervolgens een geloofwaardigheidsbeoordeling verricht en overwogen dat eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft weten te maken, omdat zij vaag, summier, tegenstrijdig en wisselend heeft verklaard.
De rechtbank overweegt dat verweerder het besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank motiveert dit als volgt.
5. Op 26 augustus 2021 heeft eiseres een uur gesproken met een verpleegkundige van Medifirst om een advies horen en beslissen aan verweerder te kunnen uitbrengen. Een arts van Medifirst heeft, blijkens de aanbiedingsbrief van het secretariaat van Medifirst dossieronderzoek verricht. De verpleegkundige heeft vervolgens het Medifirst-advies opgemaakt, de arts heeft dit advies geaccordeerd en beiden hebben het advies ondertekend op 30 augustus 2021. In de aanbieding van het Medifirst-advies die is geschreven door het “Secretariaat Medifirst” is vermeld dat er geen medische informatie is opgevraagd, omdat vanuit het eigen onderzoek voldoende informatie is verkregen om een advies uit te brengen. Tevens is vermeld dat er dossieronderzoek door de arts heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2021 en op 30 augustus 2021. Het is de rechtbank een raadsel welk dossier in dit kader door de arts is onderzocht. In het advies is dit niet vermeld. Er is ook geen medische informatie opgevraagd en aangezien het uitbrengen van het advies aan het begin van de procedure geschiedt, is er dus nog geen dossier. De rechtbank overweegt dat het niet vermelden welk dossier en/of welke gegevens zijn onderzocht onzorgvuldig is. Het in een advies dat in de jurisprudentie als deskundigenbericht wordt gekwalificeerd aangeven dat een arts “dossieronderzoek” heeft verricht, suggereert een onderzoek dat méér behelst dan het lezen van de bevindingen van de verpleegkundige, temeer nu in dit advies de indruk wordt gewekt dat er op twee dagen dossieronderzoek heeft plaatsgevonden. Zowel beide partijen, als de rechtbank, dienen echter na te kunnen gaan of het advies deugdelijk tot stand is gekomen. Nu de rechtbank geen enkel idee heeft welk dossier is bestudeerd en bovendien de indruk wordt gewekt dat er méér gegevens over het vermogen van eiseres om te kunnen verklaren beschikbaar zijn en bestudeerd zijn, kan de rechtbank dit niet controleren. Voor zover met deze mededeling in de aanbiedingsbrief wel slechts wordt bedoeld dat de arts heeft gelezen welke bevindingen de verpleegkundige heeft genoteerd op grond van het gesprek met eiseres, acht de rechtbank het onzorgvuldig dat de term “dossieronderzoek” wordt gebruikt. Dit wekt immers de suggestie dat er grondig en aanvullend onderzoek heeft plaatsgevonden door de arts. Indien dit onderzoek echter niet meer heeft ingehouden dan het lezen van de welgeteld acht regels aan bevindingen die de verpleegkundige in het advies over eiseres heeft opgeschreven, is van een grondig (dossier)onderzoek geen sprake. De rechtbank acht het kwalijk dat die indruk wel wordt gewekt, gelet op het gewicht dat doorgaans door verweerder, de rechtbanken en de Afdeling wordt toegekend aan een Medifirst-advies en gelet op de precaire bewijspositie van de vreemdeling, voor zover deze vreemdeling aannemelijk moet maken dat hij niet adequaat kan verklaren en daarom minder hoge eisen aan zijn verklaringen mogen worden gesteld.
6. Omdat in het geheel niet duidelijk is welk dossier er door de arts zou zijn onderzocht en het ook niet goed denkbaar is dat in die fase van de procedure enig dossier voorhanden was, gaat de rechtbank er van uit dat de arts enkel de bevindingen van de verpleegkundige en de conclusie die de verpleegkundige op grond hiervan getrokken en in een advies heeft verwoord heeft gelezen en dit vervolgens heeft geaccordeerd. Dat de rechtbank de vermelde informatie moet interpreteren in plaats van voor kennisgeving kan aannemen acht de rechtbank kwalijk.
7. De Medifirst-arts heeft, kennelijk, gevonden dat het advies kan worden gebaseerd op de bevindingen van de Medifirst-verpleegkundige. Dit acht de rechtbank onnavolgbaar. In het advies is het navolgende vermeld:
(…)
Medisch advies horen en beslissen
Inleiding
Het hoofddoel van dit medisch advies is om medische omstandigheden in kaart te brengen die van invloed zijn op het vermogen van de asielzoeker om coherent, consistent en gedetailleerd te verklaren tijdens de geboren bij de IND (oftewel: beperkingen).
(….)
Horen of niet horen: Wel horen
2a. Zijn er medische klachten gebleken tijdens het onderzoek?
Ja
2b. Gegeven de medische klachten die tijdens het onderzoek zijn gebleken, zijn de volgende beperkingen aanwezig en wordt het volgende advies aan de IND meegegeven.
Betrokkene heeft concentratieproblemen en moeite met begrijpen en uitleg geven over gesproken taal, kan niet altijd meteen een antwoord geven op de gestelde vragen. Advies: korte en gerichte vragen stellen, zo nodig vragen herhalen, verduidelijken of de vragen anders stellen. Betrokkene is analfabeet.
Betrokkene heeft moeite met exacte data te benoemen betreffende haar vluchtrelaas, zij kan niet over de gebeurtenissen vertellen die zich plaats hebben gevonden tijdens vluchten. Dit werd tijdens het onderzoek en doorvragen ook geconstateerd.
Betrokkene is niet in staat om de gevraagde informatie terug te halen.
(…)
3e. Overige relevante opmerkingen al dan niet met betrekking tot de gezondheidssituatie van betrokkene en niet zijnde een beperking (bijvoorbeeld eventuele adviezen dan wel verwijzingen)
Hoewel tijdens het onderzoek enige klachten zijn gebleken leveren deze klachten medisch gezien geen beperkingen op voor het horen en beslissen. Betrokkene is geadviseerd om naar de GZA arts te gaan.
(…)
De rechtbank acht dit advies onbegrijpelijk en niet inzichtelijk. De rechtbank oordeelt dat dit advies dermate ondeugdelijk is, dat verweerder op grond hiervan niet had kunnen overgaan tot het horen van eiseres, omdat niet is geadviseerd op welke wijze de geconstateerde gebreken het vermogen van eiseres om adequaat te kunnen verklaren beïnvloeden en verweerder dus niet weet op welke wijze hij het gehoor moet inrichten. Verweerder kan niet volstaan met het vragen van advies. Verweerder zal zelf dienen na te gaan of het advies voldoende inzichtelijk en deugdelijk is en kan zich niet beperken tot het lezen van de conclusie, maar dient ook die paar regels die doorgaans aan een Medifirst-advies ten grondslag liggen te lezen. Verweerder mag in beginsel uitgaan van de adviezen van Medifirst omdat die volgens vaste jurisprudentie als “deskundigenbericht” worden aangemerkt. Dit ontslaat verweerder echter geenszins van de verplichting om zich te vergewissen of het advies volgt uit de onderbouwing. Indien dit, zoals in de onderhavige procedure, niet het geval is, zal verweerder een nadere toelichting op het eerdere advies of een geheel nieuw advies dienen te vragen. Verweerder dient een deugdelijk advies aan het horen en beslissen ten grondslag te leggen. Eerst als dat het geval is, dient de vreemdeling indien hij dat advies wil bestrijden, zelf een deskundigenbericht te laten opmaken en dat als contra-expertise in de procedure in te brengen.
8. Of sprake is van beperkingen ten aanzien van het horen en beslissen en, indien dit het geval is, op welke wijze met deze beperkingen rekening moet worden gehouden bij het inrichten van het gehoor en het beoordelen van de verklaringen, vergt een medische beoordeling.
De vraag of het advies inzichtelijk en begrijpelijk is, vergt geen medische beoordeling en dient verweerder allereerst te beoordelen en wel vóórdat het gehoor plaatsvindt, vóórdat de geloofwaardigheid van de verklaringen wordt beoordeeld en vóórdat het besluit wordt genomen. Verweerder heeft dit echter nagelaten en de rechtbank acht dit onzorgvuldig. De gemachtigde van eiseres heeft deugdelijk gemotiveerd dat de in het advies geconstateerde gebreken niet kenbaar zijn betrokken bij de besluitvorming. De gemachtigde van eiseres heeft bovendien van aanvang af verweerder geïnformeerd wat haar eigen waarnemingen en de waarnemingen van andere derden zijn en heeft verweerder uitdrukkelijk verzocht om nader onderzoek te doen naar de persoon van eiseres.
9. In het advies-format is bij wijze van tekstblok opgenomen dat “uitgangspunt is dat iedere asielzoeker door de IND wordt gehoord, ook als er beperkingen zijn in het vermogen om coherent, consistent en gedetailleerd te kunnen verklaren.” Met dit uitgangspunt is niets mis, want verweerder zal moeten kunnen onderzoeken en beoordelen of hij bescherming moet bieden. Het medisch advies dient verweerder echter in staat te stellen om het gehoor zorgvuldig in te richten en te achterhalen wat het referentiekader is van degene die wordt gehoord, welke verwachtingen verweerder mag hebben van het kunnen verklaren en welke bewijsdrempel hij mag aanleggen bij de beoordeling of eiseres met haar verklaringen haar asielmotieven en beschermingsbehoefte aannemelijk kan maken. Indien onder meer wordt geconstateerd dat “eiseres analfabeet is, moeite heeft met het begrijpen en uitleg geven over gesproken taal en niet in staat is om de gevraagde informatie terug te halen”, is het onbegrijpelijk dat verweerder enkel het advies in acht neemt om “korte vragen te stellen, deze te herhalen of op andere wijze te stellen”. Het moet voor verweerder glashelder zijn geweest dat de geconstateerde beperkingen interfereren met het vermogen van eiseres om coherent, consistent en gedetailleerd te kunnen verklaren en er dus een expliciet -medisch- advies had moeten worden uitgebracht op welke wijze verweerder hiermee rekening moet houden als de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres wordt beoordeeld.
10. De rechtbank kan zich voorts niet aan de indruk onttrekken dat zowel de verpleegkundige als de arts niet onderkennen wat het doel is van het uitbrengen van dit advies en wat het gewicht is dat doorgaans wordt toegekend aan dit advies omdat verweerder het advies als “deskundigenbericht” mag aanmerken. De rechtbank vraagt zich af of de verpleegkundige en de arts enig besef hebben dat de door de verpleegkundige geconstateerde gebreken in de weg staan aan het adequaat kunnen verklaren en dat eiseres met voornamelijk haar eigen verklaringen aannemelijk moet maken dat zij bescherming behoeft. Het is essentieel dat verweerder, die zelf niet over medische expertise beschikt, -na medisch onderzoek en advies- wéét op welke wijze de geconstateerde gebreken interfereren met het vermogen van eiseres om te kunnen verklaren. Verweerder moet zich er gedurende de gehele procedure van vergwissen of eiseres bijzondere procedurele waarborgen behoeft en moet dus weten op welke wijze het gehoor dient te worden ingericht om eiseres in staat te stellen haar asielrelaas naar voren te brengen. Verweerder is ook gehouden om bij de beoordeling van de verklaringen van eiseres over haar asielmotieven rekening te houden met het referentiekader van eiseres. Het zorgvuldig en met inachtneming van de geconstateerde gebreken inrichten van het gehoor neemt de beperkingen immers niet weg. Indien verweerder het advies opvolgt en “korte en gerichte vragen stelt, deze zo nodig herhaalt, verduidelijkt of de vragen anders stelt”, betekent dit dus niet dat verweerder vervolgens zonder meer en onverkort van de afgelegde verklaringen mag uitgaan.
11. De verpleegkundige heeft geconstateerd dat eiseres analfabeet is, moeite heeft met het benoemen van exacte data en niet kan vertellen over de gebeurtenissen die hebben plaats gevonden tijdens het vluchten. Dit werd volgens de verpleegkundige tijdens het onderzoek en doorvragen ook geconstateerd. In het advies is vermeld dat “betrokkene niet in staat is om de gevraagde informatie terug te halen.”. De rechtbank beschikt niet over medische expertise, maar het is voor iedere medische leek en dus ook voor de rechtbank, volstrekt helder dat als deze gebreken worden geconstateerd, het onbestaanbaar is dat er geen beperkingen worden aangenomen voor het beslissen. Het “format” waarin het advies wordt neergelegd draagt de titel “horen
énbeslissen” en de rechtbank stelt -wederom- vast dat er geen advies is uitgebracht over op welke wijze verweerder bij het beslissen en dus bij het verrichten van de geloofwaardigheidsbeoordeling, rekening moet houden met de geconstateerde beperkingen. De rechtbank begrijpt niet waarom verweerder op grond van zijn beleid een “Medisch advies horen en beslissen” opvraagt en steeds accepteert dat er een incompleet en dus reeds daarom ondeugdelijk advies wordt uitgebracht. Ook in deze procedure zal de rechtbank dus vaststellen dat het besluit dat op grond van dit incomplete en niet inzichtelijke advies is genomen, niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd en daarom wordt vernietigd.
12. Daargelaten dat het advies niet inzichtelijk is en niet compleet is, is ook om andere redenen de besluitvorming vanwege de door Medifirst geconstateerde beperkingen onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
13. In het voornemen van 19 maart 2021 is onder meer het navolgende overwogen:
(…)
In de eerste plaats wordt opgemerkt dat betrokkene vaag en wisselend verklaart over de
documenten die zij al dan niet in haar bezit heeft gehad en de vraag waar deze zich thans bevinden.
(…)
Ook in haar verklaringen over hoe en waar zij aan haar paspoort is gekomen is zij zeer vaag en summier(…)Wanneer zij hiermee geconfronteerd wordt, legt zij dit niet uit, maar herhaalt zij enkel dat…
(…)
Daarnaast wordt overwogen dat betrokkene zeer tegenstrijdig en summier verklaart over haar identiteit, nationaliteit en herkomst, zonder daarvoor een verschoonbare reden te hebben.
Weliswaar blijkt uit het Medifirst advies van 30 augustus 2021 dat betrokkene concentratieproblemen heeft, moeite heeft met begrijpen en uitleg geven over gesproken taal, niet altijd meteen antwoord kan geven en analfabeet is.
Echter, uit het medisch advies blijkt niet dat betrokkene geheel niet in staat is om eenduidige, concrete of uitgebreide verklaringen af te leggen over wie zij is en waar zij vandaan komt. Bovendien is er in het nader gehoor rekening gehouden met het medisch advies door korte en gerichte vragen te stellen aan betrokkene, vragen te herhalen, verduidelijken en/of anders te stellen (zie bijvoorbeeld pagina 4, 7 en 11 van het nader gehoor). Ook heeft betrokkene in alle gehoren meermaals aangegeven dat zij de tolk goed kon verstaan en begrijpen en dat zij zich in staat voelde om gehoord te worden. Daarbij heeft betrokkene in het nader gehoor aangegeven dat zij het zou aangeven indien zij moeite had met vragen (p. 3, nader gehoor), hetgeen zij niet heeft gedaan. Voorts heeft betrokkene nimmer correcties en aanvullingen ingediend op de gehoren. Gelet op al het voorgaande is er dan ook geen aanleiding om niet van haar verklaringen in de gehoren uit te gaan. In alle redelijkheid mag van betrokkene verwacht worden dat zij eenduidig verklaart over haar identiteit, nationaliteit en herkomst en dat zij daarnaast haar herkomst voldoende inzichtelijk kan maken.
(…)
14. In het beluit van 4 mei 2022 is onder meer het volgende overwogen:
(…)
In de zienswijze (en in de correcties en aanvullingen en aanvullende stukken) stelt betrokkene dat zij beperkt is in onder meer haar cognitieve functies, dat haar begripsniveau uitermate beperkt is en dat zij zwakbegaafd is. Zo zou zij (volgens het COA) niet in staat zijn om te reizen en zou zij vragen niet begrijpen, niet weten wat er met bijvoorbeeld nationaliteit wordt bedoeld en niet weten wie haar advocaat is. Betrokkene stelt dat uit het Medifirst advies duidelijk volgt dat zij niet in staat is om eenduidig en concreet te verklaren. Betrokkene stelt dat haar verklaringen haar gezien haar zwakbegaafdheid niet kunnen worden tegengeworpen. Zij verzoekt om een onderzoek naar haar
geestesvermogens.
In reactie hierop wordt onverkort terugverwezen naar pagina 3 en 4 van het voornemen, waarin is gemotiveerd waarom er, gelet op het Medifirst advies en het verloop van de gehoren, geen aanleiding is om niet van de verklaringen van betrokkene uit te gaan. (…)
Hiertoe wordt overwogen dat de stelling dat betrokkene zwakbegaafd is of een uitermate beperkt begripsniveau heeft en vragen of bepaalde woorden niet begrijpt, met geen enkel document is onderbouwd.
In tegenstelling tot wat de zienswijze stelt en zoals reeds in het voornemen is overwogen, valt bovendien niet uit het Medifirst advies op te maken dat betrokkene (geheel) niet in staat is om eenduidige, concrete en uitgebreide verklaringen af te leggen over wie zij is en waar zij vandaan komt. Weliswaar staat in het Medifirst advies dat betrokkene moeite heeft met begrijpen en uitleg geven over gesproken taal en niet altijd meteen antwoord kan geven en analfabeet is. Echter, uit het Medifirst advies is niet gebleken dat betrokkene zaken geheel niet kan begrijpen of dat zij geheel geen uitleg kan geven (over basale onderwerpen als haar identiteit, nationaliteit en herkomst). Ook staat
weliswaar in het Medifirst advies dat betrokkene moeite heeft met exacte data
te benoemen betreffende haar vluchtrelaas, dat zij niet kan vertellen over de gebeurtenissen die plaats hebben gevonden tijdens het vluchten en dat zij niet in staat is om de gevraagde informatie terug te halen. Echter, het vluchtrelaas van betrokkene is hier niet aan de orde.
Uit het Medifirst advies valt geen enkele concrete indicatie op te maken dat betrokkene niet eenduidig en concreet kan verklaren over wie zij is en waar zij vandaan komt of dat er sprake zou zijn van zwakbegaafdheid. Bovendien is nog aangegeven dat, hoewel tijdens het onderzoek enige klachten zijn gebleken, deze klachten medisch geziengeen(rechtbank: onderstreping in het besluit) beperkingen opleveren voor het horen en beslissen. Betrokkene is wel geadviseerd om naar de GZA arts te gaan. Desondanks heeft betrokkene – ook na het verleende uitstel – geen enkel (medisch) document overgelegd ter onderbouwing van haar gestelde beperkingen.
(…)
Evenmin is uitgelegd waarom er niet (meer) van het Medifirst advies – dat er geen beperkingen zijn voor het horen en beslissen –zou kunnen worden uitgegaan.
(…)
Gelet op al het voorgaande wordt dan ook geen aanleiding gezien voor een onderzoek naar haar geestesvermogens.
(…)
15. De rechtbank overweegt dat de aangehaalde passages in het voornemen en besluit weinig begrijpelijk zijn.
De beoordeling of sprake is van beperkingen ten aanzien van het horen en beslissen ziet niet op de beoordeling van het criterium of eiseres “geheel niet in staat is om te verklaren”. Het gaat om de beoordeling of er sprake is van beperkingen en zo ja,
in welke matedeze beperkingen interfereren met het vermogen om adequaat te kunnen verklaren. Uit het Medifirst-advies blijkt dat de verpleegkundige beperkingen heeft vastgesteld en verweerder moet nu juist beoordelen
ófdit een verschoonbare reden is voor het tegenstrijdig en summier verklaren. Gemachtigde van eiseres heeft bovendien terecht aangegeven dat de omstandigheid dat eiseres de tolk goed kon verstaan, niet betekent dat zij de vragen van verweerder goed heeft begrepen en niet betekent dat zij de vragen adequaat kan beantwoorden. Verweerder zal kenbaar en dus toetsbaar, moeten motiveren waarom hij, gelet op de geconstateerde beperkingen, mag tegenwerpen dat eiseres niet adequaat genoeg verklaart en de vage, summiere en tegenstrijdige verklaringen die eiseres heeft afgelegd in de weg staan aan het aannemelijk achten van haar verklaringen.
16. De overweging dat “in alle redelijkheid mag van betrokkene verwacht worden dat zij eenduidig verklaart over haar identiteit, nationaliteit en herkomst en dat zij daarnaast haar herkomst voldoende inzichtelijk kan maken” acht de rechtbank volstrekt onbegrijpelijk. Het is niet de vraag wat “redelijk” is. Verweerder is gehouden procedurele waarborgen te bieden bij het horen van eiseres en is gehouden rekening te houden met het referentiekader van eiseres. In het Medifirst-advies is onder meer vastgelegd dat eiseres moeite heeft met begrijpen en uitleg geven over gesproken taal, niet altijd meteen een antwoord kan geven op de gestelde vragen, analfabeet is en niet in staat is om de gevraagde informatie terug te halen. Verweerder dient gelet op deze beperkingen niet uit te gaan van de kennelijke veronderstelling en kennelijk aanname dat eenieder in staat is om eenduidig te kunnen verklaren over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst.
17. Dat er “geen stukken zijn om de gestelde beperkingen te onderbouwen”, miskent dat het nu juist het eigen advies van Medifirst is waaruit beperkingen blijken en die bovendien de waarnemingen van de gemachtigde bevestigen. Verweerder lijkt een onderscheid aan te brengen tussen het kunnen verklaren over “basale onderwerpen als identiteit, nationaliteit en herkomst” enerzijds en “het vluchtrelaas” anderzijds. De rechtbank wijst er op dat de Afdeling het door de Afdeling destijds in het leven geroepen zogenoemde “onderdelenvereiste”, niet langer toepast. De rechtbank verwijst in dit kader en voor het toetsingskader in het algemeen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 september 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:14537), de uitspraken van de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 12 december 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:13342) en 15 juli 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:6543) en naar de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3615). Verweerder kan dus, daargelaten dat verweerder niet over medische deskundigheid beschikt, niet van eiseres verwachten dat zij ondanks de geconstateerde beperkingen over sommige onderdelen van haar relaas “beter” kan verklaren dan over andere onderdelen. Het besluit is weliswaar genomen voordat de Afdeling bovengenoemde uitspraak heeft gedaan, maar verweerder heeft er wel voor gekozen om het besluit te handhaven.
18. Verweerder heeft het advies van Medifirst in zoverre dus verkeerd geïnterpreteerd en verweerder weet overigens ook zelf dat de Medifirst-verpleegkundige eiseres niet hoort over de vluchtmotieven en de beperkingen dus niet geconstateerd kunnen zijn terwijl eiseres aan de Medifirst-verpleegkundige haar asielmotieven kenbaar zou maken. Verweerder heeft dus eenvoudigweg het Medifirst-advies niet kunnen interpreteren als dat er geen beperkingen zijn die interfereren met het vermogen van eiseres om
in het algemeente kunnen verklaren en
alle vragen van de hoormedewerkerte kunnen beantwoorden.
19. De rechtbank overweegt voorts dat het in de eerste plaats aan verweerder is om zich te vergewissen van het vermogen van eiseres om adequaat te kunnen verklaren en zich te vergewissen van het referentiekader van eiseres. Indien Medifirst een advies uitbrengt, dient verweerder zich te vergewissen of dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen en inzichtelijk is en ten grondslag kan worden gelegd aan het horen en beslissen en dient verweerder vervolgens dit advies in acht te nemen. Dit alles is in de onderhavige procedure -in het geheel- niet gebeurd. Verweerder werpt gelet hierop volstrekt ten onrechte tegen dat eiseres geen documenten heeft ingebracht waaruit haar gestelde beperkingen blijken en verweerder stelt zich ten onrechte op het standpunt dat onverkort van de verklaringen van eiseres mag worden uitgegaan bij het verrichten van de geloofwaardigheidsbeoordeling en het onderzoeken van de beschermingsbehoefte.
20. De rechtbank overweegt dat gemachtigde van eiseres zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hetgeen zij bij eiseres heeft waargenomen, en welke waarnemingen overigens door verweerder niet zijn betwist, verband houdt met het vermogen van eiseres om te verklaren en dat verweerder hier onvoldoende rekening mee heeft gehouden bij het verrichten van de geloofwaardigheidsbeoordeling.
Gemachtigde heeft toegelicht hoe de gesprekken zijn verlopen die zij met eiseres heeft gevoerd en heeft daarbij aangegeven dat het voeren van een gesprek niet goed mogelijk is en dat eiseres, naar het oordeel van haar gemachtigde, geen idee heeft waarom zij gesprekken met verweerder moet voeren, omdat “zij toch al een verblijfvergunning heeft”. Eiseres is vanwege haar beperkingen volgens haar gemachtigde niet in staat om naar kantoor in Roermond te komen voor een gesprek en verschijnt om die reden ook niet bij de behandeling van het beroep ter zitting. De gemachtigde heeft aangegeven dat haar indrukken van eiseres worden bevestigd door medewerkers van het COa en Nidos. Uit de verklaring van Nidos blijkt dat ook ouder-factoren rol hebben gespeeld bij de uithuisplaatsing van haar zoontje. Volgens de medewerker van Nidos kampt eiseres met psychische klachten waarvoor eiseres thans geen begeleiding krijgt.
De rechtbank overweegt dat de gemachtigde van eiseres, medewerkers van het COa en de gezinsvoogd geen medische deskundigheid hebben om te kunnen beoordelen of sprake is van beperkingen ten aanzien van het horen en beslissen, althans dit is niet gesteld en ook niet gebleken. Uit de waarnemingen van deze professionele derden blijken echter wel indicaties dat er mogelijk sprake is van problematiek die interfereert met het vermogen om adequaat te kunnen verklaren. Verweerder had zich hiervan rekenschap dienen te geven.
21. De rechtbank heeft het juridische toetsingskader “horen en beslissen” ter zitting uitgebreid met partijen besproken en daarna aangegeven dat de afwijzing van de asielaanvraag geen stand houdt en verweerder opnieuw zal dienen te beslissen op de asielaanvraag. Het uitgebrachte Medifirst-rapport is dermate ondeugdelijk dat hier geen enkele waarde aan kan worden toegekend. Verweerder dient dus wederom een advies in te winnen en dient aan een deskundige advies te vragen en advies te verkrijgen over van de vraag of er beperkingen zijn ten aanzien van het horen
énbeslissen. Verweerder dient zich dus niet alleen te laten adviseren over de vraag of eiseres kan worden gehoord en op welke wijze het gehoor dient plaats te vinden. Indien beperkingen worden geconstateerd, en dat is meer dan aannemelijk gelet de op de constateringen van de Medifirst-arts en de gemachtigde en de overgelegde verklaringen, dient verweerder een medisch advies te verkrijgen over op welke wijze hiermee rekening moet worden gehouden bij het beslissen en dit kenbaar te betrekken bij het beoordelen van de geloofwaardigheid van de verklaringen. Indien eiseres beperkingen heeft om adequaat te kunnen verklaren, dient verweerder dus kenbaar te motiveren welke eisen hij stelt aan de verklaringen van eiseres om deze verklaringen geloofwaardig en aannemelijk te achten. Indien verweerder tot de conclusie zou komen dat eiseres vaag, summier, wisselend of tegenstrijdig verklaart, dient verweerder kenbaar en uitdrukkelijk te motiveren waarom hij eiseres dit kan tegenwerpen en op welke wijze verweerder dus rekening heeft gehouden met de beperkingen. Het alsdan enkel overwegen dat het gehoor op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden volstaat dan niet.
22. Voor zover verweerder het complex acht om een geloofwaardigheidsbeoordeling te verrichten en te beoordelen of eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk heeft weten te maken, wijst de rechtbank op de omstandigheid dat de halfzus van eiseres in Nederland woont en een verblijfstatus heeft. Verweerder kan, om invulling te geven aan zijn samenwerkingsplicht, ook overwegen om haar te horen om te bezien of dit steunbewijs voor de verklaringen van eiseres oplevert.
De rechtbank wijst er ook op dat de zoon van eiseres een verblijfsvergunning heeft en verweerder enkel een verblijfsvergunning verleent aan derdelanders aan wiens identiteit, nationaliteit en herkomst niet wordt getwijfeld. Eiseres heeft documenten overgelegd om haar biologische band met haar zoon te onderbouwen en gegevens overgelegd van de vader van haar zoon. Verweerder dient ook deze feiten en omstandigheden kenbaar te betrekken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling om te bezien of hier steunbewijs uit blijkt voor de door eiseres gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst.
23. Daargelaten dat de afwijzing van de asielaanvraag geen stand houdt, acht de rechtbank van belang dat verweerder nagaat of eiseres een verblijfsrecht kan ontlenen aan de verblijfsvergunning van haar zoon.
In het besluit is hierover overwogen dat is gebleken dat [xxx] met ingang van 19 november 2020 onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst en dat deze maatregel is verlengd tot 19 augustus 2022. Tevens is uiteengezet waarom op dat moment, dus ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, geen ambtshalve beoordeling van mogelijke verblijfsaanspraken van eiseres op reguliere gronden heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat deze deelbeslissing deugdelijk is gemotiveerd en juridisch niet onjuist is.
Gemachtigde van eiseres heeft de beschikking van 7 juni 2023, die dus is genomen nadat haar asielaanvraag is afgewezen, overgelegd, waarbij aan de in 2013 geboren zoon van eiseres een verblijfsvergunning met verblijfsdoel “niet-tijdelijke humanitaire gronden” en een geldigheidsduur tot 2 juni 2028 wordt verleend.
24. De rechtbank heeft ter zitting, na de behandeling van het beroep, aangegeven dat het besluit zal worden vernietigd vanwege het niet inzichtelijke en ondeugdelijke Medifirst-rapport en vanwege de onvoldoende draagkrachtige motivering in het besluit. De rechtbank heeft voorts met beide partijen besproken het wenselijk te achten dat verweerder thans zal beoordelen of eiseres verblijf op reguliere gronden moet worden toegestaan vanwege de verblijfsvergunning van haar zoon. Hierbij is aan de orde gekomen dat deze beoordeling niet alleen bijzonder gecompliceerd is vanwege de uithuisplaatsing, maar ook omdat verweerder de door eiseres gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig acht en dat in de regel in de weg staat aan vergunningverlening.
De rechtbank heeft partijen, na dit eerst te hebben besproken en partijen om hun standpunten te hebben gevraagd, medegedeeld dat de rechtbank regie wil blijven voeren over de voortgang van de procedure, te meer nu de rechtbank het beroep van 5 mei 202
2pas op 20 oktober 202
3op zitting heeft kunnen behandelen. De rechtbank heeft aangegeven het in het belang van beide partijen te achten om niet te volstaan met ofwel een ongemotiveerde aanhouding van de behandeling van het beroep, ofwel een gegrondverklaring vanwege het ondeugdelijke en niet inzichtelijke advies van Medifirst en het onvoldoende draagkrachtig gemotiveerde besluit, en om die reden een tussenuitspraak te zullen doen. De rechtbank heeft verweerder gevraagd hoeveel tijd gemoeid zal zijn met het beoordelen of eiseres aan de verblijfsvergunning van haar zoon een verblijfsrecht op reguliere gronden kan ontlenen en heeft daarop met partijen afgesproken dat de behandeling van het beroep in beginsel voor een termijn van acht weken zal worden aangehouden en verweerder eiseres en de rechtbank informeert zodra er een nadere beslissing is genomen.
25. Verweerder heeft op 23 oktober 2023, na de behandeling ter zitting, een brief gericht aan de gemachtigde van eiseres aan het dossier toegevoegd. In deze brief wordt aangegeven dat eiseres op grond van paragraaf B8/13.9 Vc tevens een verblijfsvergunning “humanitair tijdelijk” kan aanvragen en wordt nader toegelicht waarom dit de te volgen procedure is. De rechtbank gaat er van uit dat gemachtigde van eiseres deze aanvraag ten spoedigste zal indienen en verweerder deze aanvraag ten spoedigste zal beoordelen.
De rechtbank zal de behandeling van het beroep aanhouden totdat deze beoordeling door verweerder heeft plaatsgevonden en daarna, in overleg met beide partijen, de verdere voortgang van de procedure bepalen. De rechtbank gaat er van uit, zoals afgesproken ter zitting, dat partijen elkaar en de rechtbank op de hoogte houden van de ontwikkelingen.
26. Omdat het besluit vernietigd zal worden, kan het inreisverbod geen stand houden. De rechtbank acht het niet opportuun dit thans verder te bespreken. Iedere verdere beslissing, ook over de proceskosten, zal worden aangehouden.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt eiseres in de gelegenheid om hangende deze procedure een verblijfsvergunning “humanitair tijdelijk” aan te vragen en stelt verweerder in de gelegenheid om hangende deze procedure deze aanvraag te beoordelen;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Kloos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 6 november 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Hoger beroep tegen deze tussenuitspraak kan gelijktijdig met het hoger beroep tegen de einduitspraak worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.