In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.C. van Krimpen, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nareis. De aanvraag is op 17 augustus 2022 ingediend en op 19 augustus 2022 door verweerder ontvangen. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd, maar eiseres heeft verweerder op 17 februari 2023 in gebreke gesteld, omdat er nog steeds geen besluit was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de zaak zonder zitting behandeld. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, evenals het griffierecht van € 184,-.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de termijn van negen maanden, zoals genoemd in de Gezinsherenigingsrichtlijn, niet in de weg staat aan de beslistermijn die de rechtbank aan verweerder oplegt. De rechtbank heeft de uitgangspunten uit een eerdere uitspraak van 17 maart 2023 toegepast, waarbij de belangen van een snelle en zorgvuldige besluitvorming zijn afgewogen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de zaak compleet is en dat verweerder geen extra onderzoek hoeft te verrichten om tot een zorgvuldige beslissing te komen.