ECLI:NL:RBDHA:2023:16737

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
23_2181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om overbrenging van Afghanistan naar Nederland in het kader van samenwerking met EUPOL

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 november 2023, zaaknummer SGR 23/2181, wordt het beroep van eiser, een Afghaanse stafmedewerker van de Police Staff College, tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot overbrenging naar Nederland beoordeeld. Eiser had zijn aanvraag ingediend na de afwijzing door de minister van Buitenlandse Zaken op 23 februari 2023. De rechtbank behandelt het beroep, waarbij eiser via een telefoonverbinding deelneemt en zijn gemachtigde aanwezig is. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor overbrenging, omdat hij niet kan aantonen dat hij structureel substantiële werkzaamheden heeft verricht voor een Nederlandse functionaris van EUPOL. Eiser stelt dat hij jarenlang heeft samengewerkt met Nederlandse EUPOL-medewerkers, maar de rechtbank oordeelt dat hij in feite voor de Afghaanse politie werkte en niet voor EUPOL zelf. De rechtbank wijst erop dat de speciale voorzieningen voor overbrenging zijn bedoeld voor personen die specifiek voor Nederlandse functionarissen hebben gewerkt, en dat eiser niet onder deze regeling valt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de minister niet verplicht is om eiser en zijn gezin over te brengen naar Nederland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2181

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit Afghanistan, eiser

(gemachtigde: mr. F.W. Verbaas),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 23 februari 2023 (het bestreden besluit) afgewezen. Eiser heeft hiertegen rechtstreeks beroep ingesteld. [1]
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft via telefoonverbinding deelgenomen. De gemachtigde van eiser was aanwezig. Als tolk was A. J. Omarkhel aanwezig. Verder was [naam 1] aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [naam 2].

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft verweerder verzocht om hem en zijn familie over te brengen vanuit Afghanistan naar Nederland. Hij stelt dat hij werkzaam was als stafmedewerker van de Police Staff College in Kaboel, opgericht door de European Union Police Mission in Afghanistan (EUPOL). Het verzoek is afgewezen door verweerder. Verweerder stelt dat eiser niet valt onder een van de groepen die voor overbrenging naar Nederland in aanmerking komt. Hij is niet opgeroepen in de acute evacuatiefase en ook valt hij niet onder een van de twee groepen waarvoor een speciale voorziening is getroffen. Hij heeft niet aangetoond dat hij structureel substantiële werkzaamheden heeft verricht voor een Nederlandse functionaris van EUPOL.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat hij voor overbrenging in aanmerking komt. Hij heeft langer dan een jaar structureel substantiële werkzaamheden voor Nederlandse functionarissen van EUPOL verricht. De Afghaanse politie had een faciliterende staf aan het Police Staff College toegevoegd. Hij was als politieofficier lid van de Afghaanse staf en was logistiek medewerker en vertrouwenspersoon van de directeur. Hij verzorgde alle faciliteiten voor de lessen in het gebouw, zoals de roosters, het lesmateriaal en alles wat tijdens de lessen nodig was. Hij werkte nauw samen met de Nederlandse EUPOL-medewerkers van de Police Staff College. Het waren substantiële werkzaamheden die ongeveer duurden van 2010 tot 2014. Verder heeft eiser erop gewezen dat een formeel dienstverband geen vereiste is en dat verweerder het ontbreken van een arbeidsrechtelijke relatie bij bewakers die procederen over hun overbrenging niet meer ziet als afwijzingsgrond. [2] Eiser doet ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Twee Afghanen die werkten in de Police Staff College onder dezelfde voorwaarden als hij zijn wel geëvacueerd. Verder is van belang dat hij wordt gezocht door de Taliban en dat er bij hem een huiszoeking is gedaan. Volgens hem is er ruimte voor toepassing van het evenredigheidsbeginsel in het individuele geval. Hij wijst op de uitspraak van de Afdeling waarin is overwogen dat aan de minimale periode van één jaar niet strikt mag worden vastgehouden in het geval van bijzondere omstandigheden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Het beleid en toetsingskader voor overbrenging van personen uit Afghanistan is neergelegd in de Kamerbrief van 11 oktober 2021 [3] . In die brief wordt een speciale voorziening getroffen voor twee afgebakende groepen die, naast personen die ten tijde van de acute evacuatiefase al waren opgeroepen, voor overbrenging naar Nederland in aanmerking komen.
4.1.
Het gaat hierbij om medewerkers (en hun kerngezinnen) van een ten laste van de begroting van Buitenlandse Zaken/Buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking gefinancierd project op het gebied van sociale vooruitgang, vrede en veiligheid of duurzame ontwikkeling.
4.2.
Ook personen (en hun kerngezin) die in de afgelopen twintig jaar hebben gewerkt voor Defensie of EUPOL in Afghanistan in een voor het publiek zichtbare functie komen in aanmerking. Zij moeten kunnen aantonen dat zij ten minste een jaar structureel substantiële werkzaamheden hebben verricht voor Defensie en/of voor een Nederlandse functionaris EUPOL.
4.3.
Over dit beleid heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee richtinggevende uitspraken [4] gedaan. Geoordeeld is dat het gaat om buitenwettelijk en begunstigend beleid, waarbij het kabinet veel beleidsruimte heeft. Het stond het kabinet daarom vrij om vereisten vast te stellen zodat de groepen waarop de begunstiging van toepassing is duidelijk konden worden afgebakend. Aan personen die buiten dit beleid vallen, wordt niets onthouden waar zij anders wel recht op zouden hebben. Als de minister de overkomst van personen die buiten dit beleid vallen niet faciliteert, schendt hij niet hun fundamentele rechten. Ook niet als de Taliban dat mogelijk wel doen. [5] Een beroep op het recht op leven en het verbod op een onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in het EVRM en het IVBPR slaagt niet omdat deze verdragen Nederland niet verplichten tot evacuatie van personen. [6] Het beleid is niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. [7]
4.4.
Bij de toepassing van het beleid moet er wel aandacht zijn voor gevallen waarin ‘iemand bijvoorbeeld net niet onder de omschrijving van een groep in het beleid valt, en dit tot een inconsistente toepassing van het beleid leidt waarvoor geen goede motivering gegeven is’. [8]
4.5.
Ook mag de minister niet strikt vasthouden aan de minimumperiode van een jaar als zich bijzondere omstandigheden voordoen. [9] Dat is het geval als gezegd kan worden dat die persoon door de aard van de werkzaamheden (high profile) in een kortere periode zodanig in een voor het publiek zichtbare functie is geweest dat consistente toepassing van dit vereiste meebrengt dat zijn situatie vergelijkbaar is met een persoon die daarin ten minste een jaar heeft gewerkt.
5. De rechtbank zal wat in beroep is aangevoerd beoordelen aan de hand van het hiervoor onder 4. weergegeven kader.
5.1
Eiser voldoet niet aan de voorwaarde dat hij ten minste één jaar structureel werkzaamheden heeft verricht voor een Nederlandse functionaris van EUPOL. Eiser werkte namelijk voor de Afghaanse politie en niet voor EUPOL. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de speciale voorziening is bedoeld voor mensen die bepaalde werkzaamheden verrichtten specifiek voor een bepaalde functionaris, waardoor de persoon voor het publiek geassocieerd werd met de missie. Het gaat dan bijvoorbeeld om tolken. Eiser had als medewerker van de Afghaanse politie te maken met de Nederlandse EUPOL-medewerkers in het kader van de opleiding die zij gaven aan de Afghaanse politie. Gelet daarop kan niet worden gesteld dat sprake was van een samenwerking met een Nederlandse functionaris van EUPOL zoals is bedoeld in de Kamerbrief. De verklaringen van medewerkers van EUPOL, waaronder die ter zitting is afgelegd, over de werkzaamheden van eiser maken dat niet anders. Verweerder heeft ter zitting ook toegelicht dat hij zijn standpunt over het ontbreken van een arbeidsrechtelijke relatie niet heeft gewijzigd in de door eiser genoemde zaken. In het geval van de bewakers ging het om een Nederlandse missie en was een arbeidsrechtelijke relatie nooit een voorwaarde, maar was dat in besluiten ten onrechte gesteld.
5.2
Uit het voorgaande volgt dat niet gezegd kan worden dat eiser net buiten de omschrijving van de doelgroep valt waarvoor de speciale voorziening is getroffen, zodat er geen sprake is van een inconsistente toepassing van het beleid. De stelling dat eiser gevaar loopt heeft verweerder gezien het beoordelingskader niet hoeven meewegen. Anders dan eiser betoogt, is er bij de beoordeling van een aanvraag om overbrenging geen ruimte voor een verdergaande toetsing op de door de aanvrager aangevoerde bijzondere individuele omstandigheden. Zoals onder 4.3 is overwogen volgt uit de uitspraken van de Afdeling dat Nederland niet verplicht is om personen te evacueren die gevaar lopen. Het betoog van eiser dat er hier sprake is van een andere situatie, omdat het niet gaat om een medewerker van een ngo, maar om een politieagent die werkzaamheden verrichtte voor EUPOL en er iets van een werkgeversrelatie is, leidt niet tot het oordeel dat de overwegingen van de Afdeling in deze zaak niet aan de orde zijn.
5.3
Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Eiser heeft niet onderbouwd dat sprake is van gelijke gevallen. Daarbij is van belang dat deze personen kunnen zijn geëvacueerd tijdens de evacuatiefase, of zijn overgebracht na de evacuatiefase omdat zij tijdens de evacuatie al waren opgeroepen. Verder kunnen personen naar Nederland zijn gekomen op basis van de zogenoemde tolkenregeling.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder zich niet hoeft in te spannen om eiser en zijn gezin/familieleden over te brengen naar Nederland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Deze mogelijkheid is gegeven in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2684. Verweerder heeft ingestemd met rechtstreeks beroep.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Den Haag, 23 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12323.
3.Kamerbrief 11 oktober 2021, Kamerstukken II 2021/22, 27925, nr. 860.
4.Uitspraken van de Afdeling, van 22 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:718 en ECLI:NL:RVS:2023:719.
5.ECLI:NL:RVS:2023:718 overweging 4. en 4.2.
6.ECLI:NL:RVS:2023:718 overweging 4.4.
7.ECLI:NL:RVS:2023:718 overweging 4.2 en ECLI:NL:RVS:2023:719 overweging 5.1.
8.ECLI:NL:RVS:2023:719 overweging 5.1.
9.ECLI:NL:RVS:2023:718 overweging 4.3.