ECLI:NL:RBDHA:2023:16787

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
NL23.5768 en NL23.5769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over niet tijdig beslissen op asielaanvragen en proceskostenveroordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt ingegaan op de beroepen van eisers tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers hebben beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen op 8 januari 2022 zijn ingediend en dat verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit had moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, zijn de beroepen kennelijk gegrond verklaard.

De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt een termijn van twee weken op voor verweerder om alsnog een besluit te nemen, maar gezien de omstandigheden wordt er een langere beslistermijn van in totaal zestien weken opgelegd. Dit houdt in dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een gehoor moet afnemen en binnen acht weken daarna een besluit moet bekendmaken.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Ook zijn de proceskosten van eisers vergoed tot een bedrag van € 418,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt op 9 augustus 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.5768 en NL23.5769

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , eisers,

V-nummers: [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. L. Sinoo), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1 De rechtbank legt dit hieronder verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) bepaalt dat op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit moet worden genomen. De beslistermijn na
een Dublin-claim vangt op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw aan op de datum dat wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
4. De rechtbank stelt vast dat de Duitse autoriteiten namens de Nederlandse autoriteiten aan eisers een visum hebben afgegeven. In de brief van 30 maart 2022 heeft verweerder aan eisers meegedeeld dat de asielaanvragen van eisers (in beginsel) verder behandeld zullen
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
worden in de nationale procedure omdat er is besloten om geen claimverzoeken in te dienen bij de autoriteiten van Duitsland omdat namens de Nederlandse autoriteiten door de Duitse autoriteiten een visum is afgegeven. Omdat er geen sprake is van een Dublin-claim is Nederland sinds 8 januari 2022, de datum waarop de asielaanvraag is ingediend, verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eisers.
Zijn de beroepen van eisers ontvankelijk en gegrond?
5. Eisers hebben de aanvraag ingediend op 8 januari 2022. Verweerder moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 De rechtbank merkt hierbij op dat WBV 2022/22 hier niet van toepassing is, omdat ten tijde van de inwerkingtreding van dit WBV de beslistermijn al was verstreken. Eisers hebben verweerder op 15 juli 2022, dus na het verstrijken van de beslistermijn, in gebreke gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
6. De beroepen zijn daarom kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
7. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.4 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.5
8. Uit de beschikbare stukken blijkt niet dat in deze zaak al een nader gehoor heeft plaatsgevonden.
9. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. In de uitspraak van 8 juli 20206 acht de ABRvS het zogenoemde 8+8-wekenmodel passend. De rechtbank ziet geen grond om in dit geval een andere termijn passend te achten. Dit betekent dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een gehoor af moet nemen en binnen acht weken daarna het besluit op de aanvraag bekend moet maken.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
10. In artikel 8:55d, tweede lid, en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb staat dat de bestuursrechter verweerder opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Door deze Tijdelijke wet werd het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in een asielzaak. De ABRvS heeft echter in de uitspraak van 30 november 20227 geoordeeld dat genoemd artikel uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de twee
3 Dit staat in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5 Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
artikelen uit de Awb wel van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd en de rechtbank verweerder dus op grond van die artikelen opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt.8
11. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Conclusie en gevolgen
12. De beroepen zijn gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat verweerder binnen zestien weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
13. Omdat de beroep gegrond zijn krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend (artikel 3 Bpb).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een gehoor af te nemen en binnen acht weken na het eerste gehoor een besluit op de aanvraag bekend te maken, in ieder geval
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van V.M. de Waard, griffier.
8 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, en/of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.