Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door een verzoeker van Turkse nationaliteit. De verzoeker had op 14 februari 2023 beroep ingesteld omdat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 7 juli 2022. De staatssecretaris heeft op 6 oktober 2023 laten weten niet bereid te zijn de proceskosten van de verzoeker te vergoeden. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, omdat partijen niet hebben aangegeven gebruik te willen maken van hun recht om ter zitting te worden gehoord.
De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn verzet heeft ingetrokken voordat de rechtbank uitspraak heeft gedaan, en het beroep niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is verklaard, is er geen sprake van een tegemoetkoming door de staatssecretaris aan verzoeker. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor een proceskostenveroordeling en wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af als kennelijk ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.