In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag. Op 3 april 2023 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, waardoor het beroep van eiseres mede gericht is tegen dit besluit. Eiseres verzoekt de rechtbank om vaststelling van een bestuurlijke dwangsom en om veroordeling van verweerder in de proceskosten. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. Aangezien verweerder inmiddels een besluit heeft genomen, is het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank doet geen uitspraak over de vraag of eiseres gelijk had, omdat het beroep zijn doel heeft verloren.
Eiseres vraagt ook om vergoeding van proceskosten. De rechtbank oordeelt dat verweerder in de kosten moet worden veroordeeld, omdat het bestreden besluit te laat is genomen en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht is ingesteld. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van eiseres, wat de rechtbank interpreteert als geen bezwaar tegen de proceskostenvergoeding. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 418,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging.
De rechtbank verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van V.M. de Waard, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2023.